Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:232, 19/00255
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:232, 19/00255
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 januari 2021
- Datum publicatie
- 22 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:232
- Zaaknummer
- 19/00255
Inhoudsindicatie
MRB. Betaalverzuimboete.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00255
uitspraakdatum: 12 januari 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 januari 2019, nummer AWB 18/3472, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 14 december 2015 tot en met 13 maart 2016 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 32. Bij beschikking is een verzuimboete van € 158 opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en de boete verminderd tot € 52.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende was in het onderhavige tijdvak tot en met 31 januari 2016 houder van een motorrijtuig met het kenteken [00-YYY-0] (hierna: de auto). De Inspecteur heeft met dagtekening 14 december 2015 aan belanghebbende over het tijdvak 14 december 2015 tot en met 13 maart 2016 een rekening motorrijtuigenbelasting gestuurd ten bedrage van € 62. De uiterste betaaldatum van deze rekening was 15 januari 2016. Belanghebbende heeft de rekening niet betaald.
Belanghebbende heeft bij brief van 13 januari 2016 de ontvanger verzocht om de onder 2.1 bedoelde rekening van € 62 te verrekenen met een haar nog niet uitbetaalde vergoeding van € 1.158, die betrekking had op het ingetrokken beroep tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2009 met zaaknummer ARN 14/1320.
Omdat de tenaamstelling van de auto per 1 februari 2016 is gewijzigd, heeft de Inspecteur een creditnota van € 30 aan belanghebbende verzonden over het tijdvak 1 februari 2016 tot en met 13 maart 2016.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende wegens het niet betalen van de rekening motorrijtuigenbelasting onderhavige naheffingsaanslag van € 32 opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 158, waarbij hij is uitgegaan van een tweede of volgend verzuim.
Op 20 februari 2015 en op 23 februari 2015 is onder vermelding van het zaaknummer 14/1320 een bedrag van € 830 (in totaal € 1.660) door de ontvanger betaald aan belanghebbende.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting terecht is opgelegd. Daarnaast is de boete in geschil.
Belanghebbende stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat geen sprake was van een situatie waarin niet is betaald. Zij heeft immers tijdig aan de ontvanger een verzoek tot verrekening van de rekening motorrijtuigenbelasting gedaan. Daarnaast moet dit verzoek tot verrekening volgens belanghebbende worden opgevat als een verzoek om uitstel tot betaling. In beide gevallen is de boete ten onrechte opgelegd, aldus belanghebbende. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende heeft ter zitting haar gronden die betrekking hebben op de rechter die de uitspraak bij de Rechtbank heeft gedaan, ingetrokken.