Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2555, 20/00549
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2555, 20/00549
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 maart 2021
- Datum publicatie
- 26 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:2555
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2020:1044, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:318
- Zaaknummer
- 20/00549
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Appartement. Mandeligheid ten behoeve van onder meer de appartementseigenaren. Bevoegdheid gemachtigden van heffingsambtenaar. Objectafbakening. Vastgestelde waarde object.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 20/00549
uitspraakdatum: 16 maart 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 maart 2020, nummer UTR 19/2987, ECLI:NL:RBMNE:2020:1044, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 214 te [Z] (hierna: het appartement), per waardepeildatum 1 januari 2018, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 391.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 493,05.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van het appartement. Het betreft een vierkamerappartement gelegen op de elfde verdieping van een appartementencomplex (hierna: [A] ) in het gebied [B] te [Z] . Het appartement is gebouwd in 2006 en heeft een inhoud van 513 m³. Tot het appartement behoren een berging in het souterrain, een dubbele parkeerplaats op het gedeeltelijk overdekte buitenterrein, en ook een mandelig aandeel in de [B] (hierna ook te noemen: mandeligheid).
Voor de openbare ruimte in het gebied [B] zou een mandeligheid worden gevestigd ten behoeve van onder meer de appartementseigenaren - waaronder belanghebbende - van [A] . Bij akte van levering van 14 maart 2017 (hierna: leveringsakte) is aan belanghebbende het aandeel in de mandelig uit te geven gronden geleverd.
De [B] is een parkachtig groen woongebied waarbinnen onder andere [A] is gelegen. Het park is collectief eigendom van alle bewoners in de [B] . Het mandelig aandeel hierin van belanghebbende en zijn partner bedraagt 1/763ste deel.
Uit de door belanghebbende overgelegde informatie afkomstig van de gemeente Amersfoort blijken de eigendomsverhoudingen tussen de deelgenoten in de mandeligheid en de gemeente Amersfoort. De overgelegde stukken bevatten onder andere de hiernavolgende informatie:
“ 2.6 Eigendomsverhoudingen [B]
Het openbare gebied in [B] is verdeeld tussen de gemeente Amersfoort en de [C] . Beide gebieden zijn openbaar toegankelijk. Afspraak is dat het eigendom en de uitvoering van het beheer gelijk oplopen: de eigenaar is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van het beheer (enige uitzondering is de vervanging van de asfalt voetpaden in het Veld; de [C] is eigenaar, maar de gemeente regelt de vervanging (zie ook bijlage 2). De Stichting zorgt ook voor de aansturing van de parkwachter in het gehele gebied. De organisatie van het beheer in heel [B] wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.
(…)
Het gemeentelijk eigendom is:
- -
-
de geluidswal;
- -
-
het grootste deel van het water in het plangebied;
- -
-
de woonstraten met direct daaraan grenzende parkeerverharding en de direct daaraan grenzende wandelpaden;
- -
-
de Fietspaden en de direct daaraan grenzende voetpaden;
Het eigendom van de [C] bestaat uit:
- -
-
de Schollen, inclusief voetpaden;
- -
-
de moerasvegetatie bij de woningen aan het water en het water tussen de moerasvegetatie en de woningen.
De inritten in het plangebied maken geen onderdeel uit van de openbare ruimte.”
In de leveringsakte is daarover het volgende opgenomen:
“Blijkens de hiervoor (…) koop-/aannemingsovereenkomst heeft verkoper voorts aan koper verkocht een onverdeeld aandeel in de mandelig uit te geven gronden, zoals bedoeld in artikel 5:60 van het Burgerlijk Wetboek. Koper is er mee bekend dat in verband met het nog in ontwikkeling zijnde “ [D] ”, de mandeligheid voor het totale plangebied zal worden gevestigd uiterlijk twee (2) maanden nadat definitief is komen vast te staan hoe de inrichting van het “ [D] ” zal luiden.
In verband hiermee verleent koper hierbij onherroepelijke volmacht, met het recht van substitutie, aan verkoper om:
a. voor en namens koper de akte van levering te ondertekenen waarbij vorenbedoeld aandeel aan koper geleverd zal worden;
b. voor en namens koper het onverdeeld aandeel in de mandeligheid te aanvaarden;
c. voor en namens koper alle voorwaarden en verplichtingen, welke verbonden zijn aan de mandeligheid namens koper te aanvaarden en zich tot stipte naleving daarvan te verplichten,
en er voorts mee in te stemmen dat de gesubstitueerd gevolmachtigde van verkoper tevens optreedt namens koper.
Onder gestanddoening omtrent hetgeen aan koper is opgelegd omtrent de doorverkoop van het verkochte, is het koper gedurende de termijn waarbinnen het hiervoor bedoelde mandelig aandeel niet aan hem is geleverd niet toegestaan zijn medewerking te verlenen aan de vervreemding en levering van het verkochte aan een derde, zulks op straffe van een direct opeisbare boete gelijk aan de tussen verkoper en koper overeengekomen koop-/aanneemsom inclusief omzetbelasting, zulks te behoeve van verkoper.
Het hiervoor bedoelde verkoop- en leveringsverbod, doch onder gestanddoening van hetgeen koper is opgelegd omtrent de doorverkoop van het verkochte, geldt niet indien de hiervoor bedoelde derde een gelijkluidende onherroepelijke volmacht, met het recht van substitutie, verleent aan verkoper. (…)
LEVERING
Ter uitvoering van het bovenstaande levert de eigenaar hierbij aan koper, die bij deze aanvaardt, het aan hem, ieder voor de onverdeelde helft, toekomend mandelig aandeel, van:
het een/zevenhonderd drieënzestigste (1/763ste) onverdeeld aandeel in het perceel kadastraal bekend gemeente Amersfoort sectie [Y] nummer [001] met het daarbij behorende onverdeeld aandeel in de mandelige percelen kadastraal bekend gemeente Amersfoort sectie [Y] nummers [002 t/m 018] (…)
REGLEMENT
Blijkens de hiervoor genoemde akte op eenendertig juli tweeduizend zeven verleden
voor genoemde notaris [E] gelden voor de onderlinge rechtsverhouding van de
deelgenoten met betrekking tot de mandelige zaak de navolgende regelingen, woordelijk
luidend als volgt:
" Het aandeel
Artikel 1
1. Het aan een deelgenoot toebehorende aandeel is een van zijn voormelde erf
afhankelijk recht. Levering en bezwaring van het erf treft op gelijke wijze het
aandeel.
2. Een aandeel kan niet afzonderlijk van het erf worden overgedragen aan een of meer
van de overige deelgenoten.
3. De verkrijger van een aandeel is verplicht onverwijld van zijn verkrijging mededeling
te doen aan degene die met het beheer van de mandelige zaak is belast.
4. De verkrijger en de vervreemder zijn hoofdelijk aansprakelijk voor hetgeen de
vervreemder terzake van de mandelige zaak aan een of meer van de overige
deelgenoten of aan het bestuur verschuldigd is.
5. Onder deelgenoot wordt voor dit reglement tevens verstaan diegene die van de
mandelige eigenaar een recht tot gebruik heeft verkregen.
Verdeling
Artikel 2
Zolang de mandeligheid bestaat, kan geen van de deelgenoten verdeling van de
mandelige zaak vorderen.
(…)
Kettingbeding
Artikel 8
Iedere deelgenoot is verplicht - namens de overige deelgenoten - een overeenkomst te
sluiten met degene die hem onder bijzondere titel opvolgt in zijn rechten op de
mandelige zaak, welke tot gevolg heeft dat die rechtsopvolger en de overige
deelgenoten over en weer gebonden zijn aan artikel 7 en artikel 8 en de op basis van
artikel 6 lid 6 en artikel 7 genomen besluiten.
(…)
Einde mandeligheid
Artikel 10
De mandeligheid eindigt:
a. wanneer de gemeenschap van de mandelige zaak eindigt;
b. wanneer de bij deze akte aan die zaak gegeven bestemming wordt opgeheven bij
een tussen alle deelgenoten opgemaakte notariële akte, gevolgd door inschrijving in
de openbare registers;
c. zodra het nut voor elk van de erven is geëindigd.
(…)”
In het ‘Taxatieverslag Woning’ zijn door de heffingsambtenaar een drietal referentieobjecten gehanteerd te weten: [a-straat] 184, 226 en 238 te [Z] .
Bij Aanwijzings- en mandaatbesluit gemeentelijke belastingambtenaren 2019 (hierna: het Aanwijzingsbesluit) is als gemeenteambtenaar, belast met de uitvoering van de Wet WOZ aangewezen: de afdelingsmanager Belastingen.
Artikel 6 van het Aanwijzingsbesluit luidt:
“1. Het College van Burgemeester en Wethouders besluit te mandateren aan de afdelingsmanager Belastingen, respectievelijk de manager centrale diensten van de Coöperatie ParkeerService DA, ieder voor de aan hen in artikel 2 toegekende taken, om namens hem toe te passen de bevoegdheid:
a. als bedoeld in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
b. als bedoeld in artikel 66 van de Algemeen wet inzake rijksbelastingen;
c. tot het instellen van cassatie bij de Hoge Raad in belastingprocedures betreffende
gemeentelijke belastingen van de gemeente en procedures op grond van de Wet waardering onroerende zaken;
d. tot het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting als bedoeld in artikel 255, vijfde lid van de Gemeentewet.”
2. Ondermandaat van de bovengenoemde bevoegdheden is slechts toegestaan voor zover het de bevoegdheden in lid 1 onder a, b en d betreft.”
Tijdens de zittingen op 26 november 2019 en 3 februari 2020 bij de Rechtbank is als gemachtigde van de heffingsambtenaar opgetreden mr. [F] , bijgestaan door [G] .
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil de vastgestelde waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2018. Het geschil spits zich toe op het antwoord op de vraag of de objectafbakening op een correcte wijze heeft plaatsgevonden. Voorts is de bevoegdheid van de gemachtigde van de heffingsambtenaar tijdens de zitting bij de Rechtbank in het geding.