Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2875, 19/00877
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2875, 19/00877
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 maart 2021
- Datum publicatie
- 2 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:2875
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:2247, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:798
- Zaaknummer
- 19/00877
Inhoudsindicatie
OB. Aftrek voorbelasting in verband met bouw pand dat in gebruik is genomen als hospice. Verricht belanghebbende een belastbare prestatie jegens de gasten van het hospice en hun familie, die is te kwalificeren als het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension-, en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden? Immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00877
uitspraakdatum: 23 maart 2021
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 mei 2019, nummer AWB 17/6158, ECLI:NL:RBGEL:2019:2247, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 4.055. Bij beschikking is € 153 aan belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 2 februari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Op 12 juni 1991 is Stichting [A] (hierna: Stichting [A] ) opgericht. In de statuten van Stichting [A] zoals deze luiden met ingang van 22 augustus 2013 is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Artikel 2 - Doel
1. a. De stichting heeft als doel: het geven van ondersteuning, zorg en begeleiding aan terminale patiënten, hun partners en andere gezins- casu quo familieleden, zowel thuis situatie als in een daartoe ingericht hospice;
b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Tot het doel behoort niet het doen van uitkeringen aan hen die deel uit maken van organen van de stichting.
2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
- het geven van zorg en begeleiding van terminale patiënten thuis en in een daartoe ingericht hospice;
- het voorlichten over stervensbegeleiding;
- het werven, selecteren en inzetten van personen ten behoeve van bovengenoemde taken, al dan niet op vrijwillige basis;
en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
(...)”
Stichting [A] ontvangt slechts in beperkte mate een vergoeding van de Rijksoverheid. Om het werk van Stichting [A] financieel mogelijk te maken en te houden is in 2013 Stichting [B] opgericht (hierna: Stichting [B] ). Stichting [B] heeft als doel geld in te zamelen voor Stichting [A] .
Op 22 augustus 2013 is belanghebbende opgericht. In de statuten van belanghebbende is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(...)
Artikel 2 - Doel
1. het verkrijgen en vervreemden, het beheren, exploiteren en administreren van registergoederen, beperkte (economische genotsrechten daaronder begrepen, ten behoeve van de stichting: Stichting [A] (...), alsmede het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Tot het doel behoort niet het doen van uitkeringen aan de oprichter of aan hen die deel uitmaken van organen van de stichting.
(…)”
In de jaren 2014 en 2015 is in opdracht van belanghebbende een pand gebouwd, welk pand in 2015 als hospice in gebruik is genomen. Belanghebbende is eigenaar van het pand.
In de flyer van het hospice is – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld:
- -
-
Hospice [Z] is een zogenoemd low care hospice en biedt plaats aan maximaal vier gasten;
- -
-
Een verblijf in het hospice kan worden aangevraagd bij een van de coördinatoren;
- -
-
Onder leiding van de directeur en coördinatoren staan vele vrijwilligers klaar om de gasten met respect en aandacht voor hun wensen alle zorg te bieden die nodig is voor hun welbevinden;
- -
-
In de nacht zijn er geen vrijwilligers. Wel is een professioneel verpleegkundige aanwezig;
- -
-
De medische hulp wordt geboden door de (eigen) huisarts;
- -
-
De verpleegkundige zorg is in handen van Stichting [C] ;
- -
-
Bij opname in het hospice wordt een eigen bijdrage van € 30 per dag gevraagd;
- -
-
In de visie van het bestuur van [A] mogen financiën nooit een drempel zijn om van het hospice gebruik te kunnen maken;
- -
-
Hospice [Z] is onderdeel van Stichting [A] ;
- -
-
Vrijwilligers van deze stichting werken ook bij mensen thuis.
Op de website van het hospice wordt vermeld dat het hospice samen met [D] deel uitmaakt van de Stichting [A] . Belanghebbende wordt op de website niet genoemd.
Stichting [B] heeft in december 2014 € 75.000 geleend aan Stichting [A] en € 425.000 aan belanghebbende. In de overeenkomsten van geldlening is vermeld dat het pand wordt gebruikt voor verhuur als hospice.
In de op 31 maart 2015 tussen Stichting [A] en Stichting [C] gesloten overeenkomst ‘samenwerkingsovereenkomst hospice [Z] - [C] ’ is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen.
“(...)
In aanmerking nemende
[A] biedt op vrijwillige basis aanvullende hulp, ondersteuning, begeleiding en huisvesting (Hospice) aan terminale patiënten, hun partners en andere familieleden in de gemeente [Z] teneinde het sterven thuis of in het Hospice mogelijk te maken.
(...)
Artikel 3 Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en afspraken
De [A] is eindverantwoordelijk voor:
De huisvesting voor de gasten, voldoende kwantitatieve en kwalitatieve vrijwilligers en de coördinatie van deze vrijwilligers.
(...)”
De gasten van het hospice ontvingen in het vierde kwartaal 2015 de volgende overeenkomst van de vrijwilligers van Stichting [A] :
“Overeenkomst huisvesting en verzorging hospice Wijchen
Hospice gevestigd te [Z] hierbij vertegenwoordigd door de coördinator van de stichting,
hierna te noemen “Stichting” en
(…)
1. De Stichting stelt de gast met ingang van (…) een gastenkamer ter beschikking in Hospice [Z]
2. De gast zal het hospice gebruiken overeenkomstig zijn bestemming.
3. De Stichting staat er voor in, dat het hospice bij de ingebruikneming van de gastenkamer en de overige voor gezamenlijk gebruik bestemde ruimten in goede staat verkeert en dat de daarin aanwezige voorzieningen naar behoren functioneren.
4. De Stichting biedt de gast de gelegenheid tot het ontvangen van logees op eigen kamer. Voor het gebruiken van het logeerbed (inch ontbijt) is de logee minimaal een bedrag van € 5.00 per persoon/ per nacht verschuldigd. De logee mag vrij gebruik maken van koffie en thee. Voor andere diensten en verstrekkingen is de logee een door de Stichting daarvoor vastgestelde vergoeding verschuldigd. De betaling geschiedt op een door de Stichting vast te stellen wijze.
5. De kosten voor medische, paramedische, verpleegkundige, farmaceutische hulp, alsmede verband- en hulpmiddelen worden de gast in rekening gebracht volgens het bestaande regeringssysteem van overheidswege.
6. De gast ontvangt - met ingang van de dag van opname - verzorging, verpleging en begeleiding. Deze zullen worden afgestemd op de individuele lichamelijke en geestelijke zorgbehoefte en de wensen van de gast. De mate waarin de Stichting op de wensen van de gast kan ingaan. hangt af van de mogelijkheden die de Stichting daartoe heeft. De Stichting heeft een inspanningsverplichting om de verzorging af te stemmen op de behoefte van de gast.
7. De Stichting verstrekt aan de gast het ontbijt, de lunch en de warme maaltijd. Voorts zal de Stichting koffie en thee verstrekken. Voor het voorheen genoemde eten en drinken betaalt de cliënt aan de Stichting minimaal een bijdrage van € 30,00 excl. BTW per dag. Een gedeelte van een dag wordt als gehele dag beschouwd. Deze bijdrage zal de gast maandelijks aan de Stichting betaalbaar stellen.
(…)”
Volgens de conceptjaarrekening 2015 heeft belanghebbende een negatief resultaat behaald van € 47.674 en een negatief eigen vermogen van € 83.819 en zal zij hierover in overleg treden met Stichting [B] . Ultimo 2015 heeft belanghebbende een langlopende schuld bij Stichting [B] van € 640.225. Voor deze schuld (dan wel voor ten minste een aanzienlijk deel ervan) is aflossing niet verplicht. Bij belanghebbende zijn geen werknemers in dienst. In het concept van de jaarrekening 2015 staat onder meer:
“(…)
2 Algemeen
Bedrijfsgegevens
De activiteiten van Stichting [X] (…) bestaan voornamelijk uit de bouw en het beheer van onroerend goed ten behoeve van de Stichting [A] .
(…)
Jaarverslag 2015 van [belanghebbende]
(…)
- -
-
In 2015 zijn er drie vrijwilligers geweest voor het technisch beheer en eind van het jaar is besloten om begin 2016 op zoek te gaan naar een vrijwilliger met de taak; huismeester en het beheer voorlopig bij [E] de voorzitter van de Stichting [X] te laten.
- -
-
In de loop van 2014 was er al een groep van 4 vrijwilligers ontstaan voor het tuinonderhoud, (...)
- -
-
(…)
- -
-
(…) de facturen aan de gasten worden verzorgd door Stichting [A] (...).
(…)”
Belanghebbende heeft de grootboekrekening van het vierde kwartaal 2015 overgelegd. De daarin opgenomen kosten kunnen worden onderscheiden in: gebouwkosten, reclamekosten, kleine aanschaffingen, administratiekosten, gas, water en elektra, onderhoudskosten, tuinonderhoudskosten en gereedschappen. Bij de opbrengsten zijn de maaltijdvergoedingen familie, logies volpensioen familie en vergoeding logies vermeld. Veel bedragen zijn ook weer tegen geboekt. Per saldo is over het vierde kwartaal 2015 € 125 ontvangen (€ 230 voor het verstrekken van logies aan familie en -/- € 105 voor het verstrekken van eten en drinken aan familie).
In het vierde kwartaal 2015 zijn op naam van Hospice [Z] /[belanghebbende] verschillende facturen gestuurd aan gasten van het hospice en hun familie voor verblijf en/of maaltijden. Op deze facturen is het rekeningnummer van belanghebbende vermeld.
Belanghebbende heeft over het vierde kwartaal 2015 € 4.435,58 aan omzetbelasting in aftrek gebracht en € 380,10 aan omzetbelasting (6% over de opbrengsten) afgedragen. De in aftrek gebrachte omzetbelasting ziet op gebouwkosten, reclamekosten, kleine aanschaffingen, administratiekosten, gas, water, elektra, (tuin)onderhoudskosten en gereedschappen.
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 november 2016 over het tijdvak 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 4.055.
Belanghebbende heeft een op 18 april 2017 opgestelde verklaring overgelegd, ondertekend door de vertegenwoordigers van belanghebbende en Stichting [A] . In deze verklaring staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
verklaren hierbij als volgt.
1. De Stichtingen zijn recent geconfronteerd met overeenkomsten die gesloten worden met gasten die gebruik maken van Hospice [Z] .
2. De gesloten overeenkomsten met de gasten zijn opgesteld door een medewerker van Stichting [A] buiten medeweten van het bestuur van die stichting en van Stichting [X] om.
3. De overeenkomsten zijn ondeugdelijk en de inhoud er van is volstrekt onjuist.
a. Onduidelijk is welke stichting wordt vertegenwoordigd;
b. De ondertekening geschiedt door een medewerker van stichting [A] die niet tekeningsbevoegd is, noch voor de Stichting [A] , noch voor de Stichting [X] ;
c. De inhoud is niet conform de interne afspraken, zo wordt in de overeenkomst gesproken over het ontvangen van verzorging, verpleging en begeleiding. Deze verantwoordelijk, dat wil zeggen verzorging, verpleging en medische begeleiding, kan en wil de stichting [A] niet nemen. Deze verantwoordelijkheid is uitdrukkelijk belegd bij de eigen huisarts en de thuiszorgorganisatie [C] .
Als andere dan medische begeleiding is bedoeld, kan en wil de Stichting [X] deze verantwoordelijkheid eveneens niet nemen. Deze verantwoordelijkheid is uitdrukkelijk belegd bij stichting [A] .
d. De inhoud is ook niet conform de praktische werkwijze binnen Hospice [Z] . Zo wordt er in de overeenkomst gesproken over het in rekening brengen van de kosten voor medische, paramedische, verpleegkundige, farmaceutische hulp en verband- en hulpmiddelen. Deze kosten worden rechtstreeks door de zorgverleners in rekening gebracht bij de gasten. Niet door de Stichting, welke dat dan ook moge zijn, zoals in de overeenkomst wordt verondersteld. Het enige dat wordt gefactureerd zijn de verblijfkosten, zoals blijkt uit de facturen van de stichting [X] .
4. De desbetreffende medewerker is op non-actief gesteld en inmiddels loopt een ontslagprocedure tegen haar.
5. Het aanbieden van de overeenkomsten is per direct stopgezet.
(…)”
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Hierbij is allereerst in geschil of belanghebbende een belastbare prestatie heeft verricht jegens de gasten van het hospice en hun familie, die is te kwalificeren als het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension-, en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden, zoals bedoeld in post b.11 van Tabel I behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Tabel I).
Indien sprake is van een belastbare prestatie, maar die prestatie niet kan worden gekwalificeerd als het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension-, en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden, zoals bedoeld in Tabel I, post b.11, is in geschil of sprake is van een dienst die is belast naar het normale btw-tarief, dan wel of de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) van toepassing is.
Verder is in geschil of belanghebbende en Stichting [A] moeten worden vereenzelvigd, of sprake is van misbruik van recht en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.