Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2877, 19/01555 en 19/01556
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2877, 19/01555 en 19/01556
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 maart 2021
- Datum publicatie
- 2 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:2877
- Zaaknummer
- 19/01555 en 19/01556
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Gebruikelijk loon. Verzuimboete.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/01555 en 19/01556
uitspraakdatum: 23 maart 2021
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 oktober 2019, nummers LEE 18/2869 en 18/2870, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2014 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en voor de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 2 mei 2017 de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de zaken voor inhoudelijke behandeling teruggewezen naar de Inspecteur.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 30 juli 2018 de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende werd in deze procedure vertegenwoordigd door [A] (hierna: [A] ) van de Stichting [B] .
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021 via videobellen (een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid). Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.
De gemachtigde van belanghebbende is bij aangetekende brief van 15 december 2020 uitgenodigd voor de zitting. Nadat was gebleken dat PostNL deze brief onjuist had bezorgd, is de gemachtigde van belanghebbende bij aangetekende brief van 21 december 2020 uitgenodigd voor de zitting. Blijkens informatie van PostNL kon de brief niet worden bezorgd en is een afhaalbericht achtergelaten. Omdat de brief niet is afgehaald is deze retour gezonden aan het Hof. Bij per gewone post verzonden brief van 6 januari 2021 is de uitnodiging nogmaals verzonden.
Namens belanghebbende is niemand verschenen. Bij de aanvang van de zitting heeft de griffier tevergeefs telefonisch contact gezocht met de gemachtigde van belanghebbende.
Naderhand is het Hof gebleken dat [A] in oktober 2020 is overleden. Het Hof heeft daarop aan belanghebbende gevraagd of hij wenste dat het Hof de zaak opnieuw ter zitting zou behandelen. Deze vraag is belanghebbende gesteld bij gewone brief van 4 februari 2021 en bij aangetekende brief van 23 februari 2021. Uit informatie van PostNL blijkt dat de aangetekende brief op 24 februari 2021 op het adres van belanghebbende is afgeleverd, waarbij voor ontvangst is getekend. Belanghebbende heeft op deze brieven niet gereageerd. Het Hof heeft geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende was van 6 maart 2013 tot 5 september 2014 enig aandeelhouder en bestuurder van [C] B.V. Deze vennootschap heeft na daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand over 2013 en 2014 geen aangifte vennootschapsbelasting gedaan. Volgens haar aangiften omzetbelasting had deze vennootschap in het eerste kwartaal van 2014 een omzet van € 44.619 en in het tweede kwartaal nihil. [D] .nl heeft in 2013 aan deze vennootschap een lening verstrekt van € 72.800.
Belanghebbende was het gehele jaar 2014 enig aandeelhouder en bestuurder van [E] B.V. en van [F] B.V. Deze vennootschappen hebben na daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand over 2013 en 2014 geen aangifte vennootschapsbelasting gedaan. Volgens haar aangiften omzetbelasting had [E] B.V. in het eerste kwartaal van 2014 een omzet van € 27.400 en in het tweede kwartaal nihil. Volgens haar aangiften omzetbelasting had [F] B.V. in het eerste kwartaal van 2014 een omzet van € 18.309 en in het tweede kwartaal nihil.
Belanghebbende is met dagtekening 28 februari 2015 uitgenodigd voor het jaar 2014 aangifte te doen voor de IB/PVV en voor de ZVW. Bij brief van 19 juni 2015 is belanghebbende herinnerd en bij brief van 22 september 2015 is belanghebbende aangemaand.
De Inspecteur heeft, omdat hij geen aangifte had ontvangen, aan belanghebbende met dagtekening 27 juli 2016 voor het jaar 2014 (ambtshalve) een aanslag in de IB/PVV en een aanslag voor de ZVW opgelegd. De Inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 108.181 en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op € 81. Er is € 5.530 als voorheffing verrekend. De aanslag ZVW is berekend over een bijdrage-inkomen van € 31.233.
Op 31 augustus 2016 heeft belanghebbende een aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 ingestuurd, waarin is vermeld een verzamelinkomen van € 65.628, bestaande uit loon van [G] B.V. € 20.181 (loonheffing € 5.530) en van [H] Ltd € 45.447 (loonheffing € 19.375). De Inspecteur heeft deze aangifte aangemerkt als bezwaar tegen de aanslagen.
[H] Ltd heeft geen aangiften loonheffingen ingediend over (tijdvakken in) 2014.
In een bij het beroepschrift gevoegde aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 is opgenomen een verzamelinkomen van € 33.437, bestaande uit loon van [G] B.V. € 20.181 (loonheffing € 5.530) en van [H] Ltd € 13.256 (loonheffing € 5.762).
3 Het geschil
In geschil is of de aanslagen en de boete tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. In het bijzonder is in geschil of terecht een fictief loon in aanmerking is genomen.