Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3828, 20/00323
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3828, 20/00323
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 april 2021
- Datum publicatie
- 30 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:3828
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1538, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 20/00323
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Gebruikelijkloonregeling.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 20/00323
uitspraakdatum: 20 april 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , Zweden (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 december 2019 voor zover deze betrekking heeft op nummer AWB 18/5469, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de rentebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 24 maart 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende was het hele jaar 2014 met zijn gezin woonachtig in Nederland.
Belanghebbende en [A] (hierna: [A] ) hielden in 2014 ieder 50% van de aandelen in [B] B.V. Beide aandeelhouders waren tevens de bestuurders van die vennootschap en elk alleen/zelfstandig bevoegd. [B] B.V. en [A] hielden in 2014 ieder 50% van de aandelen in [C] B.V. Per 21 april 2015 zijn [B] B.V. en [C] B.V. ontbonden.
Belanghebbende en [A] waren in 2014 voorts ieder voor 50% aandeelhouder in en beiden bestuurder van [D] B.V. Deze vennootschap is per 1 februari 2015 ontbonden. In 2014 was [D] B.V. enig aandeelhouder in en de bestuurder van [E] B.V., [F] B.V., [G] B.V., [H] B.V., [I] B.V. en (tot 4 maart 2014) [J] B.V. Deze vennootschappen verkochten vouchers en abonnementen.
Op 10 februari 2014 zijn [K] B.V. (hierna: [K] ) en [L] B.V. (hierna: [L] ) opgericht. De aandelen van deze vennootschappen zijn bij de oprichting geplaatst bij belanghebbende en [A] , bij ieder voor 50%.
Bij brief van 19 februari 2014 hebben belanghebbende en [A] de Inspecteur verzocht het gebruikelijk loon van hen beiden betreffende [K] te verlagen. In de brief is tevens gevraagd naar de benodigde inloggegevens voor het doen van aangiften voor de loonheffingen.
In de schriftelijke reactie van de Inspecteur van 27 februari 2014 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Ik heb uw brief ontvangen waarin u verzoekt uw loon voor het jaar 2014 te mogen verlagen.
In uw verzoek geeft u aan dat de vennootschap recentelijk is opgericht. Verreweg de meeste inkomsten zullen geïnvesteerd worden in de werving van nieuwe abonnees. U wilt het gebruikelijk [loon] voor [ [A] ] en voor [belanghebbende] vanaf 1 april 2014 stellen op € 1.485 per maand, totaal € 13.500.
Op basis van deze feiten en omstandigheden ga ik akkoord met uw verzoek en stel het gebruikelijk loon voor 2014 op € 13.500. Dit standpunt geldt uitsluitend voor het jaar 2014 maar vervalt zodra een wijziging optreedt in de relevante feiten en omstandigheden, in de wetgeving, de jurisprudentie of het door de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerde beleid.
Let op! Wellicht ten overvloede nog het volgende.
Voor het gebruikelijk loon wordt aangesloten bij het loon dat wordt gehanteerd voor de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: loonheffing). Tevens merk ik nog op dat, indien een auto ter beschikking is gesteld door de vennootschap of een verbonden vennootschap, de bijtelling wegens privé-gebruik auto tot het loon voor de loonheffing behoort.
Om aangifte te kunnen doen voor de loonheffingen dient u zich te melden als werkgever. Hiervoor gebruikt u bijgevoegd formulier. Voor het doen van digitale aangifte, verwijs ik u voor meer informatie naar (…).”
Vanaf 25 maart 2014 is belanghebbende enig bestuurder van [K] en [L] en houdt hij samen met zijn echtgenote alle aandelen in deze vennootschappen. Beide vennootschappen waren online handelsbedrijven. [K] was een webwinkel; [L] verkocht abonnementen op vitaminepillen en voedingssupplementen.
[K] heeft over 2014 geen aangiften loonheffingen ingediend en geen loonheffingen afgedragen. In de voor het jaar 2014 ingediende aangifte voor de vennootschapsbelasting van deze vennootschap is een omzet verantwoord van € 39.032 en een verlies van € 50.448. [L] heeft over negen aangiftetijdvakken van 2014 een aangifte voor de loonheffingen ingediend van in totaal € 11.950. Het betreft uitsluitend of hoofdzakelijk loon van [M] . In de voor het jaar 2014 ingediende aangifte voor de vennootschapsbelasting van laatstgenoemde vennootschap is een omzet verantwoord van € 37.561 en een verlies van € 29.376. Beide vennootschappen hebben over tijdvakken in het jaar 2014 omzetten verantwoord in hun aangiften omzetbelasting. Voor [K] betreft het in totaal € 32.829, voor [L] € 165.664. [K] is opgeheven per 31 december 2015. [L] is op 27 december 2016 verkocht aan een derde.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV over 2014 – naast € 1.839 aan aftrekbare premies voor inkomensvoorzieningen – als enige inkomen een resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Het betreft een bedrag van € 5.000 van [K] .
De Inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning over 2014 gecorrigeerd met € 44.000 aan gebruikelijk loon van [C] B.V. Hierdoor is de aanslag IB/PVV 2014 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 47.161.
3 Geschil
In geschil is of terecht en tot het juiste bedrag gebruikelijk loon als bedoeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB 1964) is gecorrigeerd.
Belanghebbende betwist dat hij in 2014 werkzaamheden voor [C] B.V. heeft verricht en hij stelt dat het vertrouwensbeginsel eraan in de weg staat een gebruikelijk loon voor een andere vennootschap dan [C] B.V. in aanmerking te nemen. Verder heeft belanghebbende aangevoerd dat voor [K] , gelet op de in 2.6 vermelde brief, geen hoger bedrag aan gebruikelijk loon is vast te stellen dan € 13.500 en dat dit bedrag moet worden verminderd met het reeds aangegeven bedrag van € 5.000. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende gesteld dat voor [L] dezelfde correspondentie is gevoerd over de verlaging van het gebruikelijk loon als voor [K] .
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep. Hij stelt dat het fictieve loon voor alle aanmerkelijkbelangvennootschappen tezamen op € 44.000 is te stellen. Gelet hierop en in samenhang bezien met de mogelijkheid om interne compensatie toe te passen of de toelaatbaarheid van het nader onderbouwen van een ingenomen standpunt, komt volgens de Inspecteur geen belang toe aan een specificatie van het gebruikelijk loon naar vennootschap(pen). Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur verklaard dat hij ervan uitgaat dat het bedrag van € 5.000 dat als resultaat uit overige werkzaamheid in de aangifte IB/PVV is verantwoord, de beloning van belanghebbende over de voorperiode betreft.
Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.