Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4515, 20/00426
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4515, 20/00426
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 mei 2021
- Datum publicatie
- 21 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:4515
- Zaaknummer
- 20/00426
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Proceskostenvergoeding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 20/00426
uitspraakdatum: 11 mei 2021
Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 januari 2020, nummer AWB 19/3332, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Oost Gelre (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 49 te [A] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 772.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerendezaakbelasting bekend gemaakt.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 680.000 en de opgelegde aanslag dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 januari 2020 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2021 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [B] en [C] , als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede [D] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. In de uitspraak op bezwaar is
de Inspecteur volledig aan het bezwaar ten aanzien van de waarde van de onroerende zaak
tegemoetgekomen. Tussen partijen is de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum van
€ 680.000 niet meer in geschil.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de door de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar toegekende kostenvergoeding.
Belanghebbende bepleit de toekenning van een forfaitaire kostenvergoeding in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor het indienen van het bezwaarschrift (1 punt) en voor het bijwonen van het hoorgesprek (1 punt) met een wegingsfactor 1,5, alsmede een vergoeding voor het opmaken van een taxatierapport (4 uur x € 110).
De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar eveneens op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht een bedrag van € 458 aan kostenvergoeding toegekend, bestaande uit: het indienen van het bezwaarschrift 1 punt x wegingsfactor 1 is € 254, vermeerderd met € 204 voor het opmaken van een taxatierapport (3 uur x € 68).
Het geschil tussen partijen spitst zich dus toe (a) op de hoogte van het uurtarief voor het opmaken van het taxatierapport, (b) het aantal uren dat gemoeid is geweest met het opmaken van het taxatierapport, (c) de toe te passen wegingsfactor en (d) de vraag of sprake is geweest van een hoorzitting waarvoor een vergoeding moet worden toegekend. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de kosten van het taxatierapport niet behoeft te worden vermeerderd met omzetbelasting.