Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4881, 19/01438 en 19/01439

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4881, 19/01438 en 19/01439

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 mei 2021
Datum publicatie
28 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:4881
Formele relaties
Zaaknummer
19/01438 en 19/01439

Inhoudsindicatie

OB. Voorbelasting met betrekking tot bouw nieuwe woning en investeringen in inventaris en inrichting nieuwe woning. Vergrijpboetes.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 19/01438 en 19/01439

uitspraakdatum: 18 mei 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2019, nummers LEE 18/2523 en 2524, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 met dagtekening 27 december 2017 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 18.311. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 3.453 belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 4.577.

1.2.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 met dagtekening 25 januari 2018 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 15.014. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 2.378 belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 3.753.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard, de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 verminderd tot een bedrag van € 17.745, de belastingrente overeenkomstig verminderd en de boete verminderd tot een bedrag van € 4.435. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 verminderd tot een bedrag van € 13.449, de belastingrente overeenkomstig verminderd en de boete verminderd tot een bedrag van € 3.374.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen tegen de naheffingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen ongegrond verklaard, de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard en de boete behorend bij het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 verminderd tot een bedrag van € 3.997 en de boete behorend bij het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 verminderd tot een bedrag van € 3.111. De Inspecteur is daarbij veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskostenvergoeding.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 16 maart 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is houder van ledencertificaten in de [A] U.A. en houdt zich bezig met het tegen een managementvergoeding verrichten van dienstverlening in accountancy en belastingadvies. Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door haar directeur [B] (hierna: [B] ).

2.2.

[B] is gehuwd met [C] (hierna: [C] ).

2.3.

[B] houdt tevens alle aandelen in [D] BV. De dagelijkse administratie van deze vennootschap en van belanghebbende wordt gevoerd door [C] .

2.4.

[B] en [C] hebben op 29 december 2011 een woning met garage, erf en tuin te [Z] geleverd gekregen. Deze woning is gesloopt, en [B] en [C] hebben opdracht gegeven tot het bouwen van een nieuwe woning met garage. Tot de stukken van het geding behoren dienaangaande:

– een offerte – overeenkomst met dagtekening 25 april 2012 van aanneming van werk met als aannemer [E] BV en als opdrachtgevers [B] en [C] ;

– een offerte – overeenkomst van aanneming van werk met als aannemer [F] BV. (hierna: het installatiebedrijf).

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een schriftelijke verklaring met dagtekening 13 juli 2018, waarin [B] en [C] verklaren dat zij met het bouwbedrijf reeds in mei 2012 mondeling zijn overeengekomen dat “de gesloten koop-aannemingsovereenkomst van 25 april 2012 voor de woning aan de (…), voor wat betreft de kantoor- en archiefruimte, de garage, carport en het toilet is overgenomen door [belanghebbende]”. Tot de stukken van het geding behoort een vergelijkbare verklaring opgemaakt met het installatiebedrijf.

2.6.

[B] en [C] hebben op 31 december 2012 een lening afgesloten met [D] BV ten bedrage van maximaal € 700.000 met als doel de financiering van de echtelijke woning.

2.7.

Alle facturen met betrekking tot de bouw van de nieuwe woning zijn op naam gesteld van belanghebbende. In totaal is ter zake daarvan een bedrag van € 1.062.000, inclusief een bedrag van € 169.563 aan btw, aan belanghebbende gefactureerd. De facturen zijn betaald vanaf de betaalrekening van [D] BV.

2.8.

Belanghebbende heeft de nieuw gebouwde woning geheel noch gedeeltelijk tot haar bedrijfsvermogen gerekend. Voor de omzetbelasting heeft belanghebbende van de in totaal 396,01 m2 een gedeelte van 65,92 m2 als zakelijk aangemerkt. Dit betreft de volgende ruimten:

- 40% van het toilet van 1,32 m², ofwel 0,52 m²;

- de gehele kantoor/studeerkamer van 22,11 m²;

- 50% van de archief/opslagruimte van 46,08 m², ofwel 23,04 m²;

- 50% van de garage van 40,50 m², ofwel 20,25 m².

2.9.

Belanghebbende heeft in haar aangiften omzetbelasting voor de jaren 2012 en 2013 met betrekking tot de bouw van de nieuwe woning een bedrag van respectievelijk €16.816 en € 10.815 als voorbelasting in aanmerking genomen. Daarnaast heeft belanghebbende ten aanzien van investeringen in inventaris en inrichting van de nieuwe woning in haar aangiften omzetbelasting voor de jaren 2013 tot en met 2015 tot in totaal een bedrag van € 1.742,19 als voorbelasting in aanmerking genomen.

2.10.

Naar aanleiding van een bij belanghebbende en [D] BV ingesteld boekenonderzoek naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015 heeft de Inspecteur een rapport opgemaakt met dagtekening 5 december 2017. Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur de in geding zijnde naheffingsaanslagen en boetes opgelegd.

2.11.

De Inspecteur heeft in het rapport van het boekenonderzoek meegedeeld dat hij ten aanzien van de correcties wegens de ten onrechte in aanmerking genomen voorbelasting inzake de bouw van de nieuwe woning, de investeringen in inventaris en inrichting van die nieuwe woning bij de naheffingsaanslagen vergrijpboeten zal opleggen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur de door belanghebbende in aanmerking genomen voorbelasting terecht heeft gecorrigeerd met betrekking tot de bouw van de nieuwe woning en de investeringen in inventaris en inrichting van de nieuwe woning. Daarnaast is in geschil of de Inspecteur terecht vergrijpboetes heeft opgelegd.

3.2.

Bovenstaande vragen worden door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend beantwoord.

3.3.

Belanghebbende stelt dat, hoewel de nieuwe woning tot het privévermogen van [B] en [C] behoort, zij recht heeft op aftrek van voorbelasting met betrekking tot de bij 2.8 bedoelde zakelijk te gebruiken ruimten van de woning. Zij wijst daarbij onder meer op de op haar naam gestelde facturen inzake de bouw en op de in 2.5. vermelde schriftelijke verklaringen. Voorts stelt belanghebbende dat zij recht heeft op aftrek van voorbelasting op investeringen in goederen van derden, omdat deze investeringen verband houden met haar economische activiteiten. In dit kader wijst belanghebbende op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 september 2017, C-132/16, Iberdrola Real Estate Investments, ECLI:EU:C:2017:683. Ten aanzien van de opgelegde vergrijpboetes heeft belanghebbende gesteld een pleitbaar standpunt te hebben ingenomen.

3.4.

De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing