Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4883, 19/01609 t/m 19/01623

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4883, 19/01609 t/m 19/01623

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 mei 2021
Datum publicatie
28 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:4883
Zaaknummer
19/01609 t/m 19/01623

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Ontvankelijkheid bezwaar. Toereikende machtiging? De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij belanghebbende de gelegenheid heeft geboden om het verzuim te herstellen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01609 tot en met 19/01623

uitspraakdatum: 18 mei 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] II B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 oktober 2019, nummers UTR 18/4441 tot en met 18/4443, 18/4446 tot en met 18/4449, en 18/4451 tot en met 18/4458, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarden van de onroerende zaken [a-straat] 26, 2A, 4A, 18A, 20A, 34A, 36A, 50A, 52A, 66A, 68A, 82A, 84A, 98A en 100A te [A] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld. Tegelijk met deze beschikkingen zijn voor het jaar 2018 de aanslagen in de onroerendezaakbelasting en in de watersysteemheffing gebouwd vastgesteld waarbij deze waarden als heffingsgrondslag zijn gehanteerd.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de door belanghebbende tegen deze beschikkingen en aanslagen gerichte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.

1.5.

Belanghebbende heeft voor de zitting nadere stukken ingestuurd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 16 maart 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.7.

Belanghebbende heeft na de zitting, zoals ter zitting door het Hof verzocht, een machtiging en uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 28 februari 2018 de – onder 1.1 genoemde – beschikkingen en aanslagen, met aanslagnummer [nummer1] , vastgesteld.

2.2.

Namens belanghebbende heeft [B] (hierna: [B] ) van [C] (hierna: [C] ) bij brief van 24 maart 2018 bezwaar gemaakt tegen de – onder 2.1 genoemde – beschikkingen en aanslagen. Daarin heeft [B] vermeld dat zij voor belanghebbende als gemachtigde optreedt. Bij de brief is als bijlage een machtiging gevoegd. De machtiging is namens [X] I V.O.F. en [X] II V.O.F., op 5 maart 2018, ondertekend door [D] en [E] .

2.3.

De heffingsambtenaar heeft aan [C] met dagtekening 29 augustus 2018 een brief gestuurd over het aangekondigde hoorgesprek op 6 september 2018. In die brief is onder meer vermeld:

“De te horen objecten hebben wij aangegeven in het overzicht bij deze brief. In het overzicht zijn ook de appartementen [a-straat] 2A tot en met 112 (aanslagnummer [nummer2] ) opgenomen. (…)

Ook verzoeken wij u een complete, toereikende machtiging over te leggen in alle dossiers. D.w.z.: indien sprake is van een rechtspersoon, dient de machtiging vergezeld te gaan van een uittreksel uit het handelsregister en moet blijken dat de persoon die de machtiging tekent die bevoegdheid heeft.”

In het bijgevoegde overzicht zijn de onderhavige objecten vermeld.

2.4.

Op 6 september 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden ter zake van – onder meer – onderhavig bezwaarschrift. Bij e-mailbericht van 11 september 2018 heeft de heffingsambtenaar aan [C] het hoorverslag gestuurd. In dit verslag is ter zake van onderhavig bezwaarschrift niet vermeld dat geen toereikende machtiging is overgelegd.

2.5.

Bij brief van 7 september 2018 heeft [C] aan de heffingsambtenaar met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een ander eveneens ten name van belanghebbende gesteld aanslagbiljet, met aanslagnummer [nummer2] , het volgende geschreven:

“U merkt terecht op dat de machtiging ontbrak. Bijgaand treft u de machtiging met uittreksels alsnog aan.”

2.6.

Bij uitspraak op bezwaar van 19 oktober 2018 heeft de heffingsambtenaar de – onder 2.2 genoemde – bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een toereikende machtiging.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in haar bezwaren is verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing