Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4943, 19/00403
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4943, 19/00403
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 mei 2021
- Datum publicatie
- 4 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:4943
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1547, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 19/00403
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving).
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00403
uitspraakdatum: 25 mei 2021
Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 februari 2019, nummer AWB 18/123, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 23 april 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende [A] , bijgestaan door [B] , alsmede namens de Inspecteur mr. [C] , bijgestaan door [D] . Met instemming van partijen zijn daar gezamenlijk behandeld de zaken met nummers 19/00400 tot en met 19/00404 en 19/00904. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 15 maart 2017 aangifte voor de bpm gedaan voor een gebruikte personenauto, een FIAT 500 C 1.2 Lounge (hierna: de auto) met een kilometerstand van 3. De datum van de eerste toelating is 16 februari 2017. Het afschrijvingspercentage is volgens de forfaitaire tabel bepaald op 11 en de historische bruto bpm op € 2.023. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 1.800 bpm op aangifte voldaan. De datum van tenaamstelling is 24 maart 2017.
In de aangifte voor de bpm heeft belanghebbende zichzelf aangemeld als aanvrager en (toekomstig) houder van het kenteken van de auto bij de RDW.
In de uitnodigingsbrief voor de zitting bij de Rechtbank is onder andere het volgende opgenomen:
“(…)
Nieuwe stukken
U kunt nog nieuwe stukken naar de rechtbank sturen. U moet er dan wel voor zorgen dat de rechtbank deze stukken uiterlijk de elfde dag vóór de zitting heeft ontvangen. Als u op een later tijdstip nog stukken naar de rechtbank stuurt, kan de rechtbank beslissen om bij de beoordeling van het beroep geen rekening te houden met die stukken. (…)”
Door gemachtigde van belanghebbende (hierna: gemachtigde) is twee werkdagen voor de zitting bij de Rechtbank een nader stuk, door hem ‘pleitnota’ genoemd, bestaande uit 21 pagina’s (hierna: nader stuk) aan de Rechtbank toegezonden. De Rechtbank heeft dit nader stuk buiten beschouwing gelaten. In hoger beroep heeft belanghebbende het stuk niet (opnieuw) ingebracht.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of:
( i) door het Hof en de Rechtbank te veel griffierecht is geheven door geen rekening te houden met de omvang van het financiële belang dat belanghebbende heeft bij de onderhavige geschillen;
(ii) het aanvullende stuk door gemachtigde ‘pleitnota’ genoemd van 21 pagina’s dat twee werkdagen voor de zitting door gemachtigde aan de Rechtbank is toegezonden door de Rechtbank tardief had mogen worden verklaard;
(iii) de auto als een nieuwe of gebruikte personenauto in de zin van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: wet BPM) dient te worden aangemerkt;
(iv) op grond van artikel 16a van de wet BPM een lager tarief van toepassing is;
( v) de Inspecteur artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft geschonden door geen kentekengegevens te overleggen;
(vi) de heffings- en betalingsmodaliteiten voor importvoertuigen ongunstiger zijn dan voor binnenlandse voertuigen, zodat de belasting verminderd moet worden en de hieruit voortvloeiende renteschade wegens vroegere betaling moet worden vergoed;
(vii) sprake is van een extra leeftijdskorting vanwege het tijdsverloop tussen het doen van de onderhavige aangifte en de tenaamstelling (registratie) van de auto;
(viii) voor de bepaling van de afschrijving uitgegaan dient te worden van een ‘ex-rental’ ook als de betreffende auto geen ‘ex-rental’ is;
(ix) sprake moet zijn van een passende rentevergoeding buiten artikel 28c van de Invorderingswet (hierna: IW) om over de periode van betaling tot de feitelijke terugbetaling;
( x) recht bestaat op een vergoeding van rente over de periode vanaf het moment waarop het griffierecht is betaald tot het moment waarop de Inspecteur dat griffierecht vergoedt;
(xi) het Hof ingeval hij een standpunt van belanghebbende niet volgt, gehouden is tot het stellen van prejudiciële vragen het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: HvJ);
(xii) belanghebbende terecht aanspraak maakt op een vergoeding van immateriële schade wegens de overschrijding van de redelijke termijn voor beslechting van dit belastinggeschil in beroep en in hoger beroep, en
(xiii) sprake moet zijn van vergoeding van werkelijke proceskosten.