Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4944, 19/00404

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4944, 19/00404

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 mei 2021
Datum publicatie
4 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:4944
Formele relaties
Zaaknummer
19/00404

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00404

uitspraakdatum: 25 mei 2021

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 februari 2019, nummer AWB 18/429, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 23 april 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende [A] , bijgestaan door [B] , alsmede namens de Inspecteur mr. [C] , bijgestaan door [D] . Met instemming van partijen zijn daar gezamenlijk behandeld de zaken met nummers 19/00400 tot en met 19/00404 en 19/00904. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 30 maart 2017 aangifte voor de bpm gedaan voor een gebruikte personenauto, een BMW 3-serie 335i ActiveHybrid 3 met een kilometerstand van 99.125. De datum van de eerste toelating is 1 oktober 2012. Het afschrijvingspercentage is volgens de forfaitaire tabel bepaald op 71,417 en de historische bruto bpm op € 5.500. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 1.572 bpm op aangifte voldaan. De datum van tenaamstelling is 21 juli 2017.

2.2.

In de aangifte voor de bpm heeft belanghebbende zichzelf aangemeld als aanvrager en (toekomstig) houder van het kenteken van de betreffende auto bij de RDW.

2.3.

In de uitnodigingsbrief voor de zitting bij de Rechtbank is onder andere het volgende opgenomen:

“(…)

Nieuwe stukken

U kunt nog nieuwe stukken naar de rechtbank sturen. U moet er dan wel voor zorgen dat de rechtbank deze stukken uiterlijk de elfde dag vóór de zitting heeft ontvangen. Als u op een later tijdstip nog stukken naar de rechtbank stuurt, kan de rechtbank beslissen om bij de beoordeling van het beroep geen rekening te houden met die stukken. (…)”

2.4.

Door gemachtigde van belanghebbende (hierna: gemachtigde) is twee werkdagen voor de zitting bij de Rechtbank een nader stuk, door hem ‘pleitnota’ genoemd, bestaande uit 21 pagina’s (hierna: nader stuk) aan de Rechtbank toegezonden. De Rechtbank heeft dit nader stuk buiten beschouwing gelaten. In hoger beroep heeft belanghebbende het stuk niet (opnieuw) ingebracht.

3 Geschil

Tussen partijen is in geschil of:

( i) door het Hof en de Rechtbank te veel griffierecht is geheven door geen rekening te houden met de omvang van het financiële belang dat belanghebbende heeft bij de onderhavige geschillen;

(ii) het aanvullende stuk door gemachtigde ‘pleitnota’ genoemd van 21 pagina’s dat twee werkdagen voor de zitting door gemachtigde aan de Rechtbank is toegezonden door de Rechtbank tardief had mogen worden verklaard;

(iii) de Inspecteur artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft geschonden door geen kentekengegevens te overleggen;

(iv) de heffings- en betalingsmodaliteiten voor importvoertuigen ongunstiger zijn dan voor binnenlandse voertuigen, zodat de belasting verminderd moet worden en de hieruit voortvloeiende renteschade wegens vroegere betaling moet worden vergoed;

( v) sprake is van een extra leeftijdskorting vanwege het tijdsverloop tussen het doen van de onderhavige aangifte en de tenaamstelling (registratie) van de auto;

(vi) voor de bepaling van de afschrijving uitgegaan dient te worden van een ‘ex-rental’ ook als de betreffende auto geen ‘ex-rental’ is;

(vii) sprake moet zijn van een passende rentevergoeding buiten artikel 28c van de Invorderingswet (hierna: IW) om over de periode van betaling tot de feitelijke terugbetaling;

(viii) recht bestaat op een vergoeding van rente over de periode vanaf het moment waarop het griffierecht is betaald tot het moment waarop de Inspecteur dat griffierecht vergoedt;

(ix) het Hof ingeval hij een standpunt van belanghebbende niet volgt, gehouden is tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: HvJ);

( x) belanghebbende terecht aanspraak maakt op een vergoeding van immateriële schade wegens de overschrijding van de redelijke termijn voor beslechting van dit belastinggeschil in beroep en in hoger beroep, en

(xi) sprake moet zijn van vergoeding van werkelijke proceskosten in de bezwaar-, beroeps- en hoger beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten in hoger beroep

6 Beslissing