Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5707, 20/00261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5707, 20/00261

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 juni 2021
Datum publicatie
18 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:5707
Zaaknummer
20/00261

Inhoudsindicatie

LH. Werkzaamheden voor een publieke omroep. Privaatrechtelijke dienstbetrekking dan wel fictieve dienstbetrekking?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00261

uitspraakdatum: 8 juni 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 december 2019, nummer AWB 18/4879, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen en een boete opgelegd. Tevens is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft het tegen de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking belastingrente gemaakte bezwaar bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente verminderd en de boetebeschikking vernietigd. Verder heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft zijn ingestelde incidenteel hoger beroep ingetrokken en een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2021. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurder [A] , bijgestaan door haar gemachtigde mr. [B] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [C] en mr. [D] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was een Nederlandse publieke omroep die het jodendom belichtte vanuit verschillende invalshoeken met de joodse religie als bindend element. Naast zendtijd op televisie, had belanghebbende wekelijks 1,5 uur zendtijd op radio 5. In de jaren van 2011 tot 2014 werd op zondagen het programma ‘ [programma1] ’ uitgezonden. Dit radioprogramma werd tijdens de zomermaanden vervangen door het programma ‘ [programma2] ’. Het radioprogramma ‘ [programma1] ’ werd in 2014 opgevolgd door het radioprogramma ‘ [programma3] ’. Ook dit radioprogramma werd in de zomermaanden vervangen door het radioprogramma ‘ [programma2] ’. Belanghebbende heeft haar activiteiten per 1 januari 2016 beëindigd en verkeert sindsdien in liquidatie.

2.2.

In 2010 heeft belanghebbende een overeenkomst gesloten met [E] (hierna: [E] ). Deze overeenkomst is vastgelegd in een document met de titel: “Overeenkomst inzake radio programma’s 2010”. In de overeenkomst is overwogen dat belanghebbende en [E] , die in de overeenkomst is aangeduid als ‘Forumleider’, het programma ‘ [programma1] ’ willen produceren. Verder bevat de overeenkomst onder meer de volgende afspraken:

“1. Betreffende de realisatie van de productie

1.1

De Forumleider zal het programma één keer in de week samen met de radio redactie van [X] voorbereiden, aanwezig zijn bij vergaderingen en tijdens de opnames het forum leiden.

Tijdens de zomermaanden zijn er geen opnames en uitzendingen van [programma1] .

1.2

Het programma wordt iedere zondag van de maand live opgenomen en zal een lengte hebben van 90 minuten.

1.3

De eindredactie van de Productie berust bij [X] .

1.4

Forumleider helpt mee aan het tot stand komen van het draaiboek. Deze zal ter goedkeuring door de eindredacteur van [X] nagekeken worden.

Forumleider bereid zelf zijn gasten voor op de opnames.

(…)

2. Financiële afspraak

2.1

[X] en de Forumleider hebben een financiële afspraak voor het maken van de programma’s. De afspraak is € 725,00 per aflevering. Het bedrag is exclusief btw. Reiskosten kunnen via een declaratieformulier vergoed worden.

Voor reizen met de auto wordt 0,21 cent per kilometer vergoed.

Voor reizen met de trein wordt het treinkaartje vergoed.

2.2

Materialen (boeken, cd’s, kranten etc.) die nodig zijn tbv het programma zal via [X] besteld en/of aangevraagd worden.

2.3

De Forumleider zal een factuur sturen aan [X] onder vermelding van “Forum leider [programma1] ”. [X] heeft een betalingstermijn van 28 dagen.

(…)

4. Beëindiging

4.1

[X] kan deze overeenkomst met onmiddellijke ingang, geheel of gedeeltelijk opzeggen door een daartoe strekkende, met redelijke argumenten onderbouwde schriftelijke kennisgeving aan de Fommleider Presentatnce indien:

- Forumleider Presentatrice in verzuim is met de nakoming van deze overeenkomst

- in geval van faillissement van [X] , dan wel het verdwijnen van [X] uit het Publieke Bestel.

5. Diversen

5.1

Het is partijen niet toegestaan hun verplichtingen uit deze overeenkomst zonder schriftelijke toestemming van de wederpartij geheel ofgedeeltelijk aan een derde over te dragen.

(…)”

2.3.

[E] heeft van januari 2011 tot en met december 2015 werkzaamheden verricht voor belanghebbende. Zo was [E] betrokken bij de totstandkoming van de programma’s ‘ [programma1] ’, ‘ [programma2] ’ en ‘ [programma3] ’. [E] bereidde de uitzendingen deels thuis voor. Drie keer per week reisde hij van zijn woonplaats [F] naar [Z] voor redactievergaderingen op maandag en vrijdag en voor live uitzendingen op zondag. Verder heeft [E] columns geschreven. [E] declareerde de overeengekomen vergoedingen en diverse onkosten maandelijks. Op de declaraties was onder meer de naam ‘ [G] ’ en het rekeningnummer van de moeder van [E] vermeld.

2.4.

Belanghebbende en [E] hebben in maart 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten voor de beëindiging van hun samenwerking per 1 januari 2016. In deze overeenkomst is overwogen dat partijen van mening verschillen over de juridische kwalificatie van hun overeenkomst. Verder bevat de overeenkomst onder meer het volgende beding:

“ [E] vrijwaart [X] terzake van naheffingen van belasting en premies met betrekking tot door [X] betaald honorarium. Eventuele naheffingen zullen door [X] op [E] worden verhaald.”

2.5.

Het UWV heeft [E] in 2017 een uitkering krachtens de Werkloosheidswet toegekend. Aan deze toekenning is een onderzoek voorafgegaan dat uiteindelijk resulteerde in de conclusie dat sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [E] . Volgens het UWV is [E] in de periode 2011 tot en met 2015 dan ook verplicht verzekerd geweest voor de werknemersverzekeringen.

2.6.

Na een melding door het UWV heeft de Inspecteur in 2018 zelfstandig onderzoek gedaan naar de aard van de samenwerking tussen [E] en belanghebbende. In het kader van dat onderzoek heeft de Inspecteur op 30 november 2017 ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking gegeven. Op grond van het ingestelde onderzoek heeft ook de Inspecteur geconcludeerd dat [E] in de periode van 2011 tot en met 2015 in een privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft gestaan tot belanghebbende en dat tevens is voldaan aan de voorwaarden voor het aannemen van een fictieve dienstbetrekking. De Inspecteur heeft om die reden loonheffingen over 2012 nageheven van belanghebbende. De Inspecteur heeft daarbij het loon als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Verder heeft de Inspecteur een verzuimboete opgelegd en belastingrente berekend.

2.7.

Bij uitspraken op bezwaar zijn de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

2.8.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat tussen belanghebbende en [E] een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot stand is gekomen en dat er geen grond is voor het oordeel dat [E] de werkzaamheden op basis van een overeenkomst van opdracht heeft verricht. Evenmin heeft de Rechtbank grond gezien voor het oordeel dat [E] zijn werkzaamheden uit hoofde van een onderneming of zelfstandig beroep heeft uitgeoefend. Volgens de Rechtbank stond het de Inspecteur vrij om de naheffingaanslag aan belanghebbende als inhoudingsplichtige op te leggen en af te zien van het opleggen van een belastingaanslag aan [E] . De Rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor toepassing van het eindheffingsregime, aangezien de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de mogelijkheid van verhaal op [E] feitelijk of rechtens niet (meer) bestaat. De Rechtbank heeft vervolgens de naheffingsaanslag met toepassing van het enkelvoudige tarief verminderd tot € 20.658, overeenkomstig de door de Inspecteur ingebrachte berekeningen. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. De Rechtbank heeft de boetebeschikking vernietigd. De Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 1.790, met vergoeding van het betaalde griffierecht aan belanghebbende ten bedrage van € 338.

3 Geschil

3.1.

Primair is in geschil of [E] in privaatrechtelijke dienstbetrekking stond tot belanghebbende en subsidiair is in geschil of sprake was van een fictieve dienstbetrekking. Voor de verdeling van de bewijslast bij deze geschilpunten is in geschil of de informatiebeschikking leidt tot omkering en verzwaring. Verder zijn in geschil de naheffingsbevoegdheid van de Inspecteur.

3.2.

Volgens belanghebbende moet de arbeidsverhouding tussen haar en [E] gekwalificeerd worden als een overeenkomst van opdracht, welke opdracht [E] als ondernemer heeft uitgevoerd. Daarom is geen sprake geweest van een al dan niet fictieve dienstbetrekking, zodat de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente ten onrechte zijn opgelegd, aldus belanghebbende. Hierbij stelt zij dat geen sprake kan zijn van omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat de gevraagde informatie met een geringe tijdsoverschrijding is verstrekt en de Inspecteur daardoor niet is benadeeld. Daarnaast had de Inspecteur de verschuldigde belasting moeten navorderen van [E] en had hij geen naheffingsaanslag aan belanghebbende mogen opleggen, aldus nog steeds belanghebbende.

3.3.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat [E] (primair) zijn werkzaamheden voor belanghebbende in privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft verricht en (subsidiair) als gelijkgestelde voor belanghebbende werkzaam is geweest zodat sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Volgens de Inspecteur heeft de informatiebeschikking gevolgen voor de bewijspositie van de belanghebbende (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast), omdat belanghebbende niet alleen te laat is geweest met het verstrekken van informatie, maar zij de gevraagde informatie ook onvolledig heeft verstrekt. Verder heeft de Inspecteur gesteld dat hij in deze zaak de keuze had om na te heffen bij belanghebbende of na te vorderen van [E] . De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Ter zitting hebben partijen verklaard dat voor het geval het Hof oordeelt dat sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking de Rechtbank de verschuldigde loonheffingen juist heeft vastgesteld en dat als het Hof concludeert tot een fictieve dienstbetrekking de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 19.175.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing