Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6062, 19/01116 en 19/01117

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6062, 19/01116 en 19/01117

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 juni 2021
Datum publicatie
2 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6062
Formele relaties
Zaaknummer
19/01116 en 19/01117

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Bevoegdheid tot navordering. Verstrekte leningen. Uitdelingen? Moet pensioenaanspraak worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking omdat deze feitelijk voorwerp van zekerheid is geworden?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01116 en 19/01117

uitspraakdatum: 22 juni 2021.

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juli 2019, nummers AWB 18/3574 en AWB 18/3577, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Verder heeft de Inspecteur voor 2012 bij beschikking revisierente vastgesteld. Gelijktijdig met de navorderingaanslagen heeft de Inspecteur bij beschikking vergrijpboetes opgelegd en is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen, de beschikking revisierente en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd en de boetebeschikkingen verminderd met 20%.

1.3.

Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft door middel van videobellen plaatsgevonden op 10 februari 2021. Namens belanghebbende is drs. [A] als haar gemachtigde verschenen en namens de Inspecteur zijn mr. [B] en drs. [C] verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren [in] 1952. Zij bezit alle aandelen in en is enig bestuurder van [D] B.V. (hierna: [D] ). [D] houdt 33% van de aandelen in [E] B.V. (hierna: [E] ). De andere aandeelhouders van [E] zijn [F] B.V. (een vennootschap waarvan een zwager van belanghebbende de aandelen houdt) en [G] B.V. (een vennootschap waarvan de zoon van belanghebbende, [de zoon] (hierna: de zoon), alle aandelen houdt). De zoon is tevens houder van alle aandelen in [H] B.V. (hierna: [H] ). Belanghebbende, haar zwager en haar zoon zijn de bestuurders van [E] . [E] houdt alle aandelen in [I] B.V. welke vennootschap alle aandelen houdt in [J] B.V. (hierna: [J] ).

2.2.

[J] heeft een pensioen toegezegd aan belanghebbende. De pensioentoezegging is geformaliseerd in een pensioenbrief van 31 december 1989. Blijkens een brief van [K] van 20 december 2006 is de pensioenregeling aangepast. Op basis van de nieuwe pensioenbrief is de pensioenleeftijd verschoven van 60 naar 65 jaar. Het pensioen is voor een deel in eigen beheer opgebouwd en gedeeltelijk verzekerd bij [L] . Op grond van de polis van [L] is de pensioenopbouw geëindigd per 1 maart 2012 vanwege het bereiken van de zestigjarige leeftijd door belanghebbende. Op 28 augustus 2012 heeft [D] verklaard dat zij het bij [L] N.V. ondergebrachte pensioenkapitaal zal aanwenden voor een pensioenvoorziening ten gunste van belanghebbende welke voldoet aan het bepaalde in artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964. Op 20 september 2012 heeft [L] het opgebouwde pensioenkapitaal van € 254.433,14 gestort op een bankrekening van [D] . Op dat moment verkeerde [J] in faillissement.

2.3.

In februari 2012 heeft de Inspecteur in het kader van de beoordeling van de aangifte vennootschapsbelasting 2009 van [D] de rekening-courantvordering op belanghebbende beoordeeld. Na het constateren dat sinds 2006 geen rente in rekening is gebracht op de vordering op belanghebbende, ziet de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Hilversum, wegens het geringe fiscale belang af van het opleggen van onder meer navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2007 en 2008 en verwerkt hij de rentecorrecties in 2009 in rekening-courant, waarbij hij uitgaat van de tussen de debiteur en crediteur mondeling afgesproken rentevergoeding van 5%.

2.4.

In 2009 genoot belanghebbende een loon van € 83.521.

2.5.

Op de balans van [D] per ultimo 2012 is een pensioenvoorziening directie opgenomen voor een bedrag van € 255.132,83. Dit betreft het door [D] van [L] ontvangen bedrag, vermeerderd met € 699,69 vergoedingsrente.

2.6.

Op 2 januari 2012 is een overeenkomst gesloten voor een lening in rekening-courant van maximaal € 15.000 van [D] aan de zoon waarin een rentevergoeding en een aflosschema zijn vastgelegd. Op 21 september 2012 is tussen [D] en de zoon een aanvullende overeenkomst gesloten voor een lening van maximaal € 60.000, met afspraken over de verschuldigde rente, het aflossingsschema en als zekerheid een derde recht van hypotheek op de woning van de zoon.

2.7.

Op 21 september 2012 is een overeenkomst van geldlening tussen [D] en [H] opgemaakt, waarin een kredietmaximum is overeengekomen van € 135.000, een rente van 6% en als zekerheid een derde recht van hypotheek op de woning van de zoon. Op 21 september 2012 heeft [D] € 55.000 overgemaakt naar [H] , op 12 december 2012 € 50.000 en op verschillende data in 2013 in totaal € 23.300.

2.8.

Op 28 november 2012 heeft [D] € 5.000 aan de zoon geleend. Daarnaast heeft [D] in 2012 voor € 21.901,17 aan rekeningen voor de zoon betaald en heeft zij € 3.000 via de rekening-courant van de zoon betaald. In 2013 heeft [D] diverse bedragen aan de zoon geleend tot in totaal € 25.500.

2.9.

[D] had in 2012 een vordering ten bedrage van € 2.827.070 op [E] . [D] heeft deze vordering eind 2012 volledig afgewaardeerd.

2.10.

Volgens de jaarrekening over 2012 bestaan de activa van [D] per 31 december 2012 uit vorderingen uit hoofde van een geldlening aan [H] ten bedrage van € 110.000, een hypothecaire geldlening aan de zoon ten bedrage van € 21.901, een rekening-courantvordering op belanghebbende ten bedrage van € 348.985, een rekening-courantvordering op [G] B.V. ten bedrage van € 6.272, een rekening-courantvordering op de zoon ten bedrage van € 6.744, een vordering ter zake van rentebaten van € 1.403 en liquide middelen ten bedrage van € 111.646. Het balanstotaal is € 606.951. De passiva bestaan uit een pensioenverplichting ten bedrage van € 255.133 en overige schulden ten bedrage van € 36.745. Het eigen vermogen bedraagt € 315.073.

2.11.

Volgens belanghebbendes aangifte IB/PVV over 2012, die zij samen met haar partner doet, heeft de eigen woning een WOZ-waarde van € 711.000 en beschikt zij met haar partner over bank- en spaartegoeden van € 688.284.

2.12.

De WOZ-waarde 2012 van de woning van de zoon bedroeg € 548.000. De Inspecteur heeft de executiewaarde van de woning geschat op € 438.400 (80% van de WOZ-waarde). Naast het onder 2.6. vermelde recht van derde hypotheek is de woning van de zoon bezwaard met een eerste en een tweede recht van hypotheek verleend aan de [a-bank] ter grootte van € 431.091 en € 22.689. De waarde van de kapitaalverzekering eigen woning van de zoon bedroeg op 1 augustus 2012 € 57.551,88 en op 31 juli 2013 € 64.150,05.

2.13.

Eind 2013 bedroegen de liquide middelen van [D] € 37.833 en eind 2014 € 17.000.

2.14.

Belanghebbende valt voor 2013 onder de Becon-uitstelregeling. Op grond daarvan is aan haar uitstel verleend voor het doen van de aangifte IB/PVV 2013 tot 1 mei 2015.

2.15.

Op 17 april 2014 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd. De desbetreffende brief is gericht aan [D] en belanghebbende. In de brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Hierbij deel ik u mee dat ik bij u een kort boekenonderzoek zal instellen en wel op maandag 28 april 2014, vanaf ca. 11:00 uur. (…)

Het doel van het onderzoek is om een actueel (jaar 2012 tot en met heden) beeld te verkrijgen van de BV en u/uw partner als aandeelhoudster. Dit met het oog op de inning van de belastingen. (…)”.

2.16.

Op 26 mei 2014 vindt een gesprek plaats op het kantoor van de belanghebbendes accountant tussen belanghebbende en haar adviseur enerzijds en twee medewerkers van de Belastingdienst anderzijds. In het (interne) verslag van dit bezoek staat onder meer als actiepunt genoteerd dat de controlerend ambtenaar de pensioenvoorziening zal laten beoordelen door een collega. Verder bevat het verslag als actiepunt de vraag of de hoogte van de rekening-courantvordering van [D] op belanghebbende gedeeltelijk aangemerkt moet worden als uitdeling.

2.17.

In een brief van 3 juni 2014, gericht aan [D] en belanghebbende, is vermeld dat het boekenonderzoek ook betrekking zal hebben op de aangifte vennootschapsbelasting 2012 van [D] . In verband daarmee heeft de Inspecteur onder meer vragen gesteld over de pensioenvoorziening ten behoeve van belanghebbende die in de aangifte vennootschapsbelasting 2012 is opgenomen, over de rekening-courantvordering van [D] op belanghebbende, over de huwelijkse voorwaarden van belanghebbende en heeft hij verzocht om een overzicht van alle tot belanghebbendes privévermogen behorende vermogensbestanddelen per ultimo 2012 en 2013.

2.18.

Per e-mail van 4 juni 2014 beantwoordt de accountant een deel van de vragen, waarbij zij onder meer vermeldt dat het volgens de vorige adviseur van belanghebbende geen probleem was om de schulden van haar zoon rechtstreeks vanuit haar vennootschap te voldoen.

2.19.

Bij brief van 7 juli 2014 geeft de accountant een nadere reactie op de in de brief van 3 juni 2014 gestelde vragen.

2.20.

Op 11 augustus 2014 stuurt de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie aan de consulent van belanghebbende een brief waarin hij meldt dat de aangifte IB/PVV 2012 is beoordeeld en dat de looninkomsten worden verhoogd met € 28.358 waarop € 9.291 aan loonheffing is ingehouden.

2.21.

Bij brief van 22 september 2014 reageert de Inspecteur op de ontvangen reacties van 4 juni en 7 juli 2014 (zie 2.18 en 2.19) en deelt hij mee dat zijn bevindingen aanleiding zijn voor onder meer inkomenscorrecties voor de jaren 2012 tot en met 2014 ten aanzien van belanghebbende.

2.22.

De aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 is aan belanghebbende opgelegd met dagtekening 26 september 2014 waarbij het verzamelinkomen is vastgesteld op € 28.358. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 is met dagtekening 18 februari 2015 opgelegd naar een verzamelinkomen van nihil.

2.23.

De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 29 augustus 2016.

2.24.

Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek zijn de in geding zijnde navorderingsaanslagen over 2012 en 2013 opgelegd. Voor 2012 heeft de Inspecteur in box 1 (inkomen uit werk en woning) een bedrag van € 255.133 bijgeteld als vrijval pensioen. De Inspecteur heeft belanghebbende meegedeeld dat hij om praktische redenen heeft afgezien van het (laten) opstellen van ingewikkelde berekeningen en is uitgegaan van de boekwaarde per 31 december 2012 van de pensioenvoorziening op de balans van [D] . In box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) is een bedrag van € 228.753 in aanmerking genomen vanwege uitdelingen van winst. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 24.369 en bij beschikking € 25.970 revisierente berekend. Daarnaast is bij beschikking € 25.445 aan belastingrente in rekening gebracht. Voor 2013 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 25.500. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 3.187 en is bij beschikking € 600 aan belastingrente in rekening gebracht.

2.25.

De navorderingsaanslagen en de andere beschikkingen over 2012 respectievelijk over 2013 zijn gedagtekend op 17 september 2016 respectievelijk 8 oktober 2016.

2.26.

Bij uitspraak op bezwaar van 17 mei 2018 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen, de beschikking revisierente en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn heeft de Inspecteur daarbij de boeten verminderd met 20% tot respectievelijk € 19.495 en € 2.549.

2.27.

In 2018 bedraagt de WOZ-waarde van de woning van de zoon € 606.000 en bedraagt het jaarsalaris van de zoon € 46.800.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de navorderingsaanslagen, de beschikking revisierente, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd. In het bijzonder is in geschil:

-

of navordering mogelijk is,

-

of de vereiste aangifte is gedaan,

-

of de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard,

-

of in 2012 en 2013 sprake is van uitdelingen,

-

of in 2012 sprake is van een belaste aanspraak op pensioen.

3.2.

Ter zitting heeft de Inspecteur geconcludeerd tot vernietiging van de boetebeschikkingen over 2012 en 2013.

3.3.

Belanghebbende wijst er terecht op dat zij bij de Rechtbank heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en de beroepsfase, maar dat de Rechtbank daarover geen beslissing heeft genomen. Tussen partijen is niet in geschil dat de redelijke termijn is overschreden met afgerond één jaar en dat deze overschrijding volledig toerekenbaar is aan de Inspecteur. Ter zitting hebben partijen eenparig verklaard dat de vergoeding voor immateriële schade € 1.000 bedraagt. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing