Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6069, 20/00744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6069, 20/00744

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 juni 2021
Datum publicatie
2 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6069
Zaaknummer
20/00744

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Ontvankelijkheid bezwaar. Belanghebbende is niet de kentekenhouder van het voertuig, maar had als feitelijk parkeerder het recht bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslag.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00744

uitspraakdatum: 22 juni 2021

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 juni 2020, nummer Awb 19/2150, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan de houder van het voertuig met kenteken [kenteken] is een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2021 via videobellen (een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid). Ter zitting is verschenen mr. [A] (hierna: de gemachtigde) namens belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft op de dag van de zitting zonder opgave van redenen laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Met dagtekening 16 juli 2019 is aan de houder van het voertuig met kenteken [kenteken] een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.

2.2.

Bij emailbericht van 16 augustus 2019 maakt de gemachtigde namens belanghebbende bezwaar tegen de naheffingsaanslag. Bij het bezwaarschrift is een machtiging van belanghebbende gevoegd.

2.3.

In een brief met dagtekening 2 september 2019 schrijft de heffingsambtenaar aan de gemachtigde onder meer:

“Bij nadere bestudering van het dossier is gebleken dat de heer [X] niet de naheffingsaanslag parkeerbelastingen heeft ontvangen. De naheffingsaanslag parkeerbelastingen is opgelegd aan de heer of mevrouw [B] (kentekenhouder). [B] is dan ook degene die in bezwaar kan gaan tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelastingen. Vriendelijk verzoek ik u om binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief een machtiging toe te sturen waaruit blijkt dat u door [B] gemachtigd bent.”

2.4.

In een brief met dagtekening 24 september 2019 schrijven burgemeester en wethouders van Zwolle aan de gemachtigde onder meer:

“Op 2 september 2019 heb ik u per brief verzocht om een machtiging van de heer of mevrouw [B] (…). Tot op heden heb ik geen machtiging mogen ontvangen. (…) Ik stel u dan ook nogmaals in de gelegenheid om binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief een machtiging te overleggen inzake het bezwaarschrift.”

2.5.

Met dagtekening 16 oktober 2019 verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat niet is voldaan aan het verzoek een machtiging over te leggen.

3 Het geschil

In geschil is of het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing