Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:625, 19/00640 en 19/00641
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:625, 19/00640 en 19/00641
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 januari 2021
- Datum publicatie
- 29 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:625
- Zaaknummer
- 19/00640 en 19/00641
Inhoudsindicatie
Betaalde bijdrage voor zorgkosten is niet aftrekbaar.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 19/00640 en 19/00641
uitspraakdatum: 26 januari 2021
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2019, nummers 18/2939 en 19/99, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen deze aanslag ongegrond verklaard.
Aan belanghebbende is over het jaar 2016 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het Hof heeft het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het proces-verbaal van de Rechtbank. Belanghebbende heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
Een tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 januari 2021. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat eveneens aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Op 20 april 2017 heeft belanghebbende aangifte in de IB/PVV gedaan voor het jaar 2016. Daarbij heeft zij een bedrag van € 7.222 opgenomen als 'Aftrek uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten van 21 jaar of ouder'. De Inspecteur heeft de aanslag conform de aangifte opgelegd.
In haar bezwaarschrift tegen deze aanslag schreef belanghebbende onder meer:
'Ik, [X] , was zeer verbaasd dat er geen verrekening was van de eigen bijdrage zorg van mijn moeder, [A] die ik moest betalen, terwijl zij verbleef in een verzorgingstehuis.'
(…)
'Ik verzoek de belastingdienst de ten onrechte betaalde eigen bijdrage zorg voor mijn moeder ad eur 7222.48 (…) terug te betalen.'
Het bedrag van € 7.222,48 betreft de eigen bijdrage voor zorgkosten uit het jaar 2014 van de moeder van belanghebbende, die van 1 januari 2016 tot en met 1 februari 2016 in het woonzorgcentrum [B] van de zorggroep [C] te [D] heeft gewoond en van 1 februari 2016 tot haar overlijden [in] 2016 in het verpleeg- en verzorgingshuis van Zorggroep [E] te [F] .
Belanghebbende heeft het genoemde bedrag van € 7.222,48 op 1 september 2016 aan het CAK betaald.
De Inspecteur heeft de aangifte met evenvermeld bedrag gecorrigeerd. Deze correctie is ook begrepen in het bij de navorderingsaanslag vastgestelde belastbare inkomen.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur de correctie terecht heeft aangebracht, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich in hoger beroep uitsluitend op het standpunt dat het door haar betaalde bedrag van € 7.222,48 dient te worden aangemerkt als persoonsgebonden aftrek. Zij heeft ter zitting het bij de Rechtbank subsidiair ingenomen standpunt dat dat bedrag moet worden gerekend tot de voor de vermogensrendementsheffing in aanmerking te nemen schulden ingetrokken.
De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.