Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6288, 19/01135
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6288, 19/01135
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 juni 2021
- Datum publicatie
- 9 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:6288
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1161, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/01135
Inhoudsindicatie
BPM. Proceskosten.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/01135
uitspraakdatum: 29 juni 2021
Uitspraak van de zestiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
V.o.f. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juni 2019, nummer AWB 18/919, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het tijdvak juni 2012 aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) gedaan tot een bedrag van € 404.
Het bezwaar tegen de voldoening op aangifte is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft (via beeldbellen) plaatsgevonden op 1 juni 2021. Namens belanghebbende is verschenen [A] , bijgestaan door [B] . Namens de Inspecteur is verschenen [C] , bijgestaan door [D] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft voor het tijdvak juni 2012 een uit andere lidstaat afkomstige gebruikte auto, merk Opel type Astra G, laten registreren in het Nederlands kentekenregister. Ter zake hiervan heeft zij op 27 juli 2012 een bedrag van € 404 aan bpm aangegeven. De aldus berekende bpm van € 404 is op 31 juli 2012 op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 14 september 2012, ingekomen bij de Inspecteur op 17 september 2012, bezwaar tegen de aangifte aangetekend.
De Inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 11 januari 2018 niet-ontvankelijk verklaard.
Het door belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 28 juni 2019 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling aan belanghebbende van een bedrag van € 5.000 voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn in bezwaar. De Rechtbank heeft het griffierecht door de Inspecteur aan belanghebbende laten vergoeden. Voorts heeft de Rechtbank aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend voor de door belanghebbende in het beroep gemaakte kosten.
Ter zitting van de Rechtbank heeft de Inspecteur met gebruikmaking van de hem in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) toegekende bevoegdheid een teruggaaf van € 78 (verhoogd met wettelijke rente) toegezegd in verband met de toepassing van de zogenoemde 12%-regeling en extra leeftijdskorting.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase alsmede een rentevergoeding wegens onverschuldigde betaling van belasting. Daarnaast zijn verschillende punten van formeelrechtelijke aard in geschil.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaard dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar niet in geschil is.