Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6298, 20/00757
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6298, 20/00757
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 juni 2021
- Datum publicatie
- 9 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:6298
- Zaaknummer
- 20/00757
Inhoudsindicatie
MRB. Handelaarskentekenregeling. Niet voorhanden hebben van het handelaarskentekenbewijs.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 20/00757
uitspraakdatum: 29 juni 2021
Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 juli 2020, nummer LEE 19/1004, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 5 juli 2017 tot en met 4 juli 2018 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (MRB) opgelegd ten bedrage van € 418. Daarbij is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 418.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden naheffingsaanslag en boetebeschikking gehandhaafd
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 juli 2020 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 11 mei 2021 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [A] , alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het Hof heeft ter zitting belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere bewijsstukken over te leggen. Bij brief van 17 mei 2021 Heeft belanghebbende afschriften van een verkoopfactuur, een exportbewijs en identiteitsbewijzen van drie personen overgelegd. De Inspecteur heeft op deze stukken gereageerd bij brief van 31 mei 2021.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten. Partijen hebben toestemming gegeven voor het doen van uitspraak zonder nadere mondelinge behandeling.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is vanaf 2 januari 2018 houder van het handelaarskenteken [kenteken1] . Vanaf 23 juni 2018 is een Mitsubishi FTO-GPX MIVEC met het kenteken [kenteken2] (hierna: de auto) opgenomen in de bedrijfsvoorraad van belanghebbende.
Op 4 juli 2018 rond 20:59 uur is door controleurs van het Flexteam Politie Friesland geconstateerd dat met de auto gebruik werd gemaakt van de openbare weg. In de door de controleurs opgemaakte melding staat onder andere het volgende:
“Verbalisanten zagen de bestuurder met het voertuig door [D] rijden. Hij reed een route door de hele stad. Achter in de auto lagen 2 dozen eieren (waarschijnlijk net gekocht) De passagier verklaarde dat de auto op naam van het bedrijf van zijn vader stond en dat ze alleen even door de stad wilden rijden. Verklaring bestuurder: ik wilde even met de auto door de stad rijden om te kijken hoe mensen hier op reageren.”.
Met dagtekening 28 januari 2019 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag ten bedrage van € 418 aan belanghebbende opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van deze naheffingsaanslag is bij beschikking een verzuimboete van € 418 opgelegd.
Belanghebbende heeft bij bezwaarschrift van 23 januari 2019, ontvangen door de Inspecteur op 29 januari 2019, bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.
In de uitspraak op bezwaar van 8 maart 2019 geeft de Inspecteur onder andere het volgende aan:
“In verband met dit bezwaarschrift is uw zoon op 28 februari 2019 mondeling door mij gehoord. De samenvatting van dit gesprek is als volgt: Een klant wou de auto proberen. Auto is naar deze klant gebracht, het handelaarskentekenbewijs was niet in de auto aanwezig maar lag op de zaak. Bij staandehouding heeft de politie u verteld dat u de auto niet voor persoonlijke doeleinden mocht gebruiken. Gezien het late tijdstip van de controle heeft volgens u de politie gedacht dat de auto niet werd gebruikt in het kader van een test- of proefrit.”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de bestreden naheffingsaanslag en boetebeschikking terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de bestreden naheffingsaanslag en boetebeschikking.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.