Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:64, 18/00945
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:64, 18/00945
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 5 januari 2021
- Datum publicatie
- 15 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:64
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:3714, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18/00945
Inhoudsindicatie
BPM. Afschrijvingspercentages forfaitaire tabel.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00945
uitspraakdatum: 5 januari 2021
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 28 augustus 2018, nummer AWB 17/6429 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.671. Daarbij is voorts een bedrag van € 41 aan belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de belastingrente gehandhaafd.
Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter (digitale) zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2020. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [B] , alsmede namens de Inspecteur mr. [C] en [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in Duitsland een gebruikte personenauto gekocht van het merk Ferrari, type FF 6.3 V12 HELE (VIN: [00000] ; hierna: de auto).
De auto is in Duitsland op 26 oktober 2011 voor het eerst toegelaten op de openbare weg. Op het Duitse kentekenbewijs staat een CO2-uitstoot vermeld van 360 gr/km.
Belanghebbende heeft ter zake van de auto op 18 juli 2016 aangifte voor de BPM gedaan. Dit met het oog op het doen registreren van de auto in het Nederlandse kentekenregister. Belanghebbende deed aangifte met gebruikmaking van de forfaitaire tabel en het tussentijds lagere tarief van 2014 (artikel 10, zesde lid en artikel 10b, eerste lid Wet BPM 1992 jo. artikel 8, vijfde lid Uitvoeringsregeling BPM 1992; hierna: de Uitvoeringsregeling), waarbij belanghebbende is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 350 gr/km. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 23.439 aan BPM voldaan.
De auto werd op 25 juli 2016 in het kentekenregister geregistreerd.
De Inspecteur heeft de ter zake van de registratie van de auto door belanghebbende verschuldigde BPM, rekening houdend met een CO2-uitstoot van de auto van 360 gr/km, en evenals belanghebbende met gebruikmaking van de forfaitaire tabel en het tussentijds lagere tarief van 2014, berekend op € 25.110. Met dagtekening 31 juli 2017, heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 1.671 (€ 25.110 -/- € 23.439). Daarbij is voorts een bedrag van € 41 aan belastingrente in rekening gebracht.
In beroep bij de Rechtbank heeft belanghebbende zich – onder meer – op het standpunt gesteld dat de in de forfaitaire tabel opgenomen afschrijvingspercentages te laag zijn, omdat de tabel ‘is vervuild met de restwaarde van BTW-auto’s’.
De Rechtbank heeft de klachten van belanghebbende verworpen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn grieven over de door de Inspecteur gehanteerde CO2-uitstoot van de auto (onderdeel 3.2 hogerberoepschrift) uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de historische bruto BPM € 90.483 bedraagt.