Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6489, 19/00830
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6489, 19/00830
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 juli 2021
- Datum publicatie
- 16 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:6489
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1163
- Zaaknummer
- 19/00830
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving).
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 19/00830
uitspraakdatum: 6 juli 2021
Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 6 juni 2019, nummer AWB 18/2011, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een auto op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar door de Inspecteur ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter digitale zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021. Namens belanghebbende zijn [naam1] en [naam2] verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] en [naam4] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in Duitsland een gebruikte auto van het merk Mercedes Benz, type B-klasse 180 CDI gekocht (hierna: de auto). De datum van eerste toelating is 27 april 2007.
Belanghebbende heeft de auto doen overbrengen naar Nederland en laten registreren in het Nederlandse kentekenregister. In verband hiermee heeft belanghebbende een bedrag van € 140 aan BPM op aangifte voldaan.
Bij de vraag in de aangifte welke methode wordt gekozen voor de vermindering op de BPM heeft belanghebbende “Taxatierapport” aangekruist. Bij de aangifte is ook een taxatierapport gevoegd. Daarin is de handelsinkoopwaarde van de auto berekend op € 600.
Belanghebbende heeft op 20 juli 2017 de verschuldigde BPM voldaan.
In de uitspraak op bezwaar van 6 maart 2018 heeft de Inspecteur het volgende geschreven:
“Hoorgesprek
Voor het houden van een hoorgesprek heb ik u een aantal keren uitgenodigd.
Geen der uitnodigingen is door u geaccepteerd, alternatieve datums heeft u niet voorgesteld. In nagenoeg alle gevallen is het afwijzen ingegeven door het feit dat de belanghebbende - die aanwezig wil zijn bij de hoorgesprekken - steeds verhinderd is. U zelf heeft aangegeven - hoewel gemachtigd - niet zonder de belanghebbende het hoorgesprek te willen houden.
Op 19 februari 2018 bent u verschenen en is ook de heer [naam1] , belanghebbende - ondanks eerdere afwijzing - verschenen. Desgevraagd weigerde u inzage te nemen in de dossiers en aansluitend gehoord te worden. Nu er kennelijk aan uw zijde geen prioriteit gegeven wordt aan het houden van hoorgesprekken heb ik besloten om uitspraak te doen zonder te hebben gehoord. Daarbij zal ik uitgaan van de in het dossier én bezwaarschrift aanwezige informatie.
Ik verwijs u voor een overzicht van eerdere uitnodigingen naar mijn uitnodiging voor het hoorgesprek op 19 februari 2018. Deze brief is verstuurd op 12 januari 2018 en geeft ook een overzicht van de eerdere uitnodigingen. Daarnaast verwijs ik hier naar mijn brief van 22 februari 2018 waarin ik uitgebreid reageer op het hoorgesprek van 19 februari 2018. Daarnaast verwijs ik naar mijn brief van 6 februari 2018 waarin ik de problematiek van de hoor gesprekken bespreek. Beide brieven moeten voor zover nodig als hier ingelast worden beschouwd.”
Belanghebbende heeft vergeefs bezwaar gemaakt.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3 Het geschil
In hoger beroep is in geschil of:
- het vooraf heffen van griffierechten in strijd is met het Unierecht en zo nee, of griffierechten naar een te hoog bedrag worden geheven;
- de hoorplicht is geschonden;
- een betaling van BPM voorafgaand aan het belastbare feit (tenaamstelling) is toegestaan; verschillende heffings- en betalingsmodaliteiten;
- voor de bepaling van de afschrijving rekening moet worden gehouden met de kwalificatie ‘ex-rental’;
- de Inspecteur gegevens moet inbrengen zodat kan worden getoetst of te veel BPM is betaald;
- de verschuldigde BPM moet worden verminderd omdat in het taxatierapport het volgende is vermeld:
‘Rest BPM binnenlands voertuig volgens tabel € 680,00. Dit bedrag kan een handelaar bij export recupereren. Als onderhavig voertuig wordt geëxporteerd Is de terugvorderende rest BPM € 140,00
Het verschil tussen beide voertuigen Qua rest BPM is € 540,00 dit bedrag zal door een binnenlandse handelaar in mindering worden gebracht op de handels inkoopwaarde.’
- de verschuldigde BPM moet worden verminderd omdat uit de koerslijst AutotelexPro een waarde voor een BTW-auto volgt van € 4.819, te verminderen met 5% wegens marge/BTW en te verminderen met de schade van € 4.906, waardoor de handelsinkoopwaarde van de auto nihil is;
- de verschuldigde BPM moet worden verminderd omdat niet mag worden uitgegaan van de gemiddelde waarde van de referentiemotorrijtuigen, maar moet worden uitgegaan van de laagste waarde;
- interne compensatie mogelijk is;
- in deze procedure een rentevergoeding verschuldigd is en zo ja, tegen welk rentepercentage;
- rente dient te worden vergoed over het door belanghebbende betaalde griffierecht;
- het Hof gehouden is prejudiciële vragen te stellen;
- belanghebbende in aanmerking komt voor een (integrale) proceskostenvergoeding voor de bezwaar-, beroeps- en hogerberoepsfase; en
- belanghebbende in aanmerking komt voor een immateriëleschadevergoeding.