Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6733, 19/01120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6733, 19/01120

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 juli 2021
Datum publicatie
23 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6733
Formele relaties
Zaaknummer
19/01120

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Vragen met betrekking tot buitenlandse banktegoeden.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01120

uitspraakdatum: 13 juli 2021

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2019, nummer AWB 18/1548,

ECLI:NL:RBGEL:2019:3022, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 16 november 2016 heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking gegeven als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2003 tot en met 2014 (hierna: de informatiebeschikking).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn gesteld van zes weken om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij tussenuitspraak van 3 november 2020 heeft de vierde meervoudige belastingkamer van het Hof als volgt beslist en iedere verdere beslissing aangehouden:

“De Inspecteur dient het ‘Memo Project Duitse Informatie ( [de bank] )’ als een op de zaak betrekking hebbend stuk over te leggen (zie overweging 4.11). Wanneer de Inspecteur daarbij een beroep doet op beperkte kennisneming, zal zowel een ‘geschoonde’ versie van dit memo als een ‘ongeschoonde’ versie ervan moeten worden overgelegd. De ‘geschoonde’ versie zal aan belanghebbende worden verstrekt, de ‘ongeschoonde’ versie niet. Het verzoek tot beperkte kennisneming van dit memo zal op een tweede zitting op 13 januari 2021 worden behandeld.

Met betrekking tot het memo Verhuld Vermogen is beperkte kennisneming als door de Inspecteur verzocht gerechtvaardigd, behoudens met betrekking tot de passages als vermeld in overweging 4.20. Met inachtneming daarvan dient de Inspecteur een nieuwe ‘geschoonde’ versie van het memo Verhuld vermogen aan het Hof over te leggen. Na ontvangst daarvan en doorzending aan belanghebbende, zal aan belanghebbende toestemming worden gevraagd als bedoeld in artikel 8:29, lid 5, Awb. Deze toestemming zal worden gevraagd nadat het Hof een beslissing heeft genomen over het verzoek tot beperkte kennisneming van het ‘Memo Project Duitse Informatie ( [de bank] )’. In het geval de beslissing van het Hof daartoe aanleiding geeft, zal het Hof aan belanghebbende immers wederom toestemming als bedoeld in artikel 8:29, lid 5, Awb moeten vragen. Bij het niet verlenen van bedoelde toestemming door belanghebbende zal de zaak naar een andere meervoudige kamer van het Hof worden verwezen ter verdere behandeling. Door toestemming voor (mogelijk) beide memo’s gelijktijdig te vragen beoogt het Hof de rechtsgang zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.”

1.6.

De Inspecteur heeft aan deze tussenuitspraak voldaan en daarnaast aanvullende stukken ingebracht.

1.7.

Bij tussenuitspraak van 26 januari 2021 heeft de vierde meervoudige belastingkamer van het Hof bepaald dat beperkte kennisneming van het memo Project Duitse informatie ( [de bank] ) als door de Inspecteur is bepleit, gerechtvaardigd is en, wegens weigering van toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de zaak verwezen naar een andere meervoudige belastingkamer van het Hof ter verdere behandeling van de zaak.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Namens belanghebbende is verschenen zijn advocaat mr. [naam1] , bijgestaan door diens kantoorgenoot mr. [naam2] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [naam3] en mr. [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren [geboortedatum] 1954, is gehuwd met [naam5] , geboren [geboortedatum] 1957. Hij is woonachtig in [Z] .

2.2.

Op 23 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Central Liaison Office (hierna: BD/CLO) in een groepsverzoek informatie opgevraagd bij de Zwitserse belastingdienst over rekeninghouders bij [de bank] (hierna: [de bank] ). De Zwitserse belastingdienst heeft op 22 september 2015 in het Bundesblatt een officiële aankondiging over het informatieverzoek gepubliceerd. BD/CLO heeft in december 2015 een usb-stick ontvangen met daarop 490 dossiers met gegevens betreffende Nederlandse bankrekeninghouders bij [de bank] (hierna: de usb-stick). Deze gegevens zijn afkomstig van [de bank] zelf. Het Zwitserse Bundesgericht heeft bepaald dat Zwitserland de gevraagde informatie met Nederland mocht delen.

2.3.

Een van de bestanden op de usb-stick betreft het dossier [nummer1] . De inhoud van dat dossier luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Account

Accountnumber

[nummer2]

(…)

AccountBalanceOn2013-02-01

CHF 185815.00

AccountBalanceOn2014-01-01

CHF 197083.00

AccountBalanceOn2014-12-31

n/a

Person_1

FirstName

[X]

LastName

[X]

DateOfBirth

1954 [geboortedatum]

(…)

DomicilieAdressLine4

[adres]

DomicilieAdressLine5

[Z]

DomicilieAdressLine6

[Z]

Person_ 2

FirstName

[naam5]

LastName

[naam5]

DateOfBirth

1957 [geboortedatum]

(…)

DomicilieAdressLine4

[adres]

DomicilieAdressLine5

[Z]

DomicilieAdressLine6

[Z] ”

2.4.

Bij brief van 9 februari 2016 (hierna: het informatieverzoek) heeft de Inspecteur belanghebbende ermee geconfronteerd dat uit ter beschikking staande informatie naar voren komt dat belanghebbende (en/of zijn (fiscale) partner) houder is (geweest) van een bij [de bank] aangehouden bankrekening met nummer [nummer2] . Belanghebbende is verzocht om vragen te beantwoorden die in de bijlage “Verklaring vermogen in het buitenland” zijn gesteld en de daarin genoemde gegevens te verstrekken, waaronder – onder meer – een openingsverklaring, jaaroverzichten en bankafschriften. Daarbij is belanghebbende gewezen op de verplichtingen op grond van artikel 47, eerste lid, en artikel 49 van de AWR.

2.5.

Bij brief van 21 maart 2016 heeft belanghebbendes gemachtigde op het informatieverzoek gereageerd. Hierin is aangegeven dat aan het verzoek geen gehoor kan worden gegeven, tenzij de Inspecteur op voorhand kan garanderen dat eventuele informatie niet voor bestraffingsdoeleinden zal worden gebruikt.

2.6.

In de periode maart tot en met september 2016 hebben partijen over en weer gecorrespondeerd over het informatieverzoek. De Inspecteur heeft de hiervoor bedoelde garantie niet willen geven. Aan (herhaalde) verzoeken om aan het informatieverzoek te voldoen, heeft belanghebbende geen gehoor gegeven.

2.7.

Op 16 november 2016 heeft de Inspecteur de onderhavige informatiebeschikking gegeven, waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar tegen de informatiebeschikking afgewezen, waartegen belanghebbende beroep heeft ingesteld bij de Rechtbank.

2.8.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn gesteld om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikking terecht is gegeven.

3.2.

Die vraag wordt door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend beantwoord. Voor hetgeen partijen ter onderbouwing van hun standpunten hebben aangevoerd, wordt verwezen naar de van hen afkomstige stukken en de processen-verbaal van de zittingen.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur en van de informatiebeschikking, dan wel tot handhaving van die beschikking met daarbij de restrictie dat de te verstrekken informatie niet voor bestraffingsdoeleinden mag worden gebruikt. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing