Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:759, 19/01732

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:759, 19/01732

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 januari 2021
Datum publicatie
5 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:759
Formele relaties
Zaaknummer
19/01732

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Naheffingsaanslag voor auto die zich voor een gering gedeelte buiten de aangewezen parkeerplaats bevond is terecht opgelegd.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01732

uitspraakdatum: 26 januari 2021

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 december 2019, nummer UTR 19/2089 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is op 2 februari 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd tot een bedrag van € 65,60

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd. De Rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar in stand blijven.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 12 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op zaterdag 2 februari 2019 om 21.07 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [00-YY-YY] (hierna: de auto) geparkeerd op de Groest in Hilversum.

2.2.

Op het genoemde tijdstip mag op de Groest tegen betaling in de daarvoor bestemde parkeervakken worden geparkeerd. De auto stond voor het overgrote deel binnen, en voor een klein deel buiten het daarvoor bestemde parkeervak. Het parkeervak bevindt zich binnen 5 meter vanaf een kruising.

2.3.

Belanghebbende heeft geen parkeerbelasting voldaan.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht aan belanghebbende is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van parkeren als bedoeld in artikel 225, tweede lid van de Gemeentewet (hierna: GW). Daarnaast is nog de berekening van de proceskostenveroordeling (hierna: pkv) voor de beroepsfase door de Rechtbank in geschil.

3.2.

Tijdens de zitting is overeenstemming bereikt over het geschilpunt ten aanzien van de berekening van de door de Rechtbank toegekende pkv voor de beroepsfase. De overeenstemming houdt in dat de pkv berekend moet worden overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht op basis van 2,5 punten te weten: 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor het verstrekken van de nadere schriftelijke inlichtingen naar aanleiding van de heropening van het onderzoek op 22 oktober 2019. De pkv bedraagt daarom € 1.335 (2,5 punten x wegingsfactor 1 x € 534) in plaats van € 1.024 zoals vastgesteld door de Rechtbank. Het Hof volgt partijen hierin, met dien verstande dat als het bedrag van € 1.024 al aan belanghebbende is uitbetaald, de heffingsambtenaar nog slechts gehouden is het verschil van € 311 te voldoen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing