Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:80, 19/01569 en 19/01570

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:80, 19/01569 en 19/01570

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 januari 2021
Datum publicatie
29 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:80
Zaaknummer
19/01569 en 19/01570

Inhoudsindicatie

OB. Ontvankelijkheid beroep. Beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Terugwijzing naar Rechtbank.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01569 en 19/01570

uitspraakdatum: 5 januari 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] , Zwitserland (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 november 2019, nummers 17/3406 en 17/3407, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is wegens betalingsonmacht geen griffierecht geheven.

1.5.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben nadere stukken ingediend, die in afschrift aan de wederpartij zijn verstrekt.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 26 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende stond in de periode van 25 september 2013 tot en met 1 juli 2016 ingeschreven bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Als adres van belanghebbende stond vermeld “ [a-strasse 1] , [A] , Zwitserland. De heer [B] was de enig bestuurder van belanghebbende.

2.2.

Bij belanghebbende zou in 2016 een boekenonderzoek worden ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 17 september 2013 tot en met 30 september 2016. Dit boekenonderzoek heeft niet plaatsgevonden omdat de Inspecteur geen administratieve bescheiden van belanghebbende heeft ontvangen. De Inspecteur heeft vervolgens de in het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 in aftrek gebrachte voorbelasting gecorrigeerd en hiervoor met dagtekening 26 januari 2017 de onderhavige naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd.

2.3.

Belanghebbende heeft bij brieven van 16 maart 2017, door de Inspecteur ontvangen op 20 maart 2017, bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting.

2.4.

De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 2 juni 2017 niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaren na afloop van de bezwaartermijn zijn ontvangen.

2.5.

Belanghebbende heeft tegen voornoemde uitspraken op bezwaar met dagtekening 28 juni 2017, ontvangen door de Rechtbank op 3 juli 2017, bij afzonderlijke geschriften tijdig beroep ingesteld. In de beroepschriften staat, voor zover van belang, het navolgende vermeld:

“ [C] 28 juni 2017

Betreft: beroepschrift tegen uitspraak op bezwaar omzetbelasting (…)

De ondergetekende, (…) komt bij deze in beroep tegen opgemelde beslissing op het bezwaarschrift door de inspecteur.

Dit beroepschrift wordt bovendien ingediend ter behoud van rechten.”

(…)

c/o [a-strasse 1]

[A]

Zwitserland”

2.6.

De Rechtbank heeft bij aangetekend verzonden brieven van 11 juli 2017 aan belanghebbende onder meer gevraagd om de gronden van het beroep in te dienen en om domicilie te kiezen binnen Nederland. De brieven van de Rechtbank waren gericht aan belanghebbende op het adres in [A] zoals dat staat vermeld in de beroepschriften.

2.7.

De Rechtbank heeft bij aangetekend verzonden brieven van 6 oktober 2017 belanghebbende nogmaals specifiek verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brieven alsnog gronden aan te voeren die zich richten op de termijnoverschrijding in bezwaar. Deze brieven waren ook gericht aan belanghebbende op het adres in [A] .

2.8.

De beroepen van belanghebbende zijn, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), bij uitspraak van 3 januari 2018 niet-ontvankelijk verklaard omdat geen gronden zijn ingediend. Belanghebbende is bij brief van 5 februari 2018 in verzet gekomen. In het verzetschrift heeft hij toegelicht waarom de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen te laat waren. Voorts heeft hij in het verzetschrift vermeld dat zijn correspondentieadres in Zwitserland is gewijzigd naar een adres in [Z] .

2.9.

Het verzet is bij uitspraak van 15 november 2018 gegrond verklaard.

2.10.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 6 november 2019 de beroepen niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende de termijn voor het indienen van de gronden van de beroepen verwijtbaar heeft overschreden.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of i) de beroepen ontvankelijk zijn, en zo ja ii) of de bezwaren ontvankelijk zijn, en zo ja, iii) of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing