Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8278, 20/00707 t/m 20/00709

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8278, 20/00707 t/m 20/00709

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 augustus 2021
Datum publicatie
10 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:8278
Zaaknummer
20/00707 t/m 20/00709

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Immateriëleschadevergoeding.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00707 tot en met 20/00709

uitspraakdatum: 31 augustus 2021

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 mei 2020, nummers AWB 19/240 tot en met 19/242, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2013 tot en met 2015 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is telkens belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen en de belastingrente verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep betreffende de IB/PVV 2013 gegrond en de overige beroepen ongegrond verklaard en aan belanghebbende een vergoeding van proceskosten, immateriële schade en griffierecht toegekend.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft naar aanleiding van het hogerberoepschrift geconcludeerd tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en tot vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht en de in hoger beroep gemaakte proceskosten. Bij brief van 18 augustus 2020 heeft hij belanghebbende voorgesteld het hoger beroep in te trekken. Een afschrift van deze brief heeft de Inspecteur bij brief van 11 december 2020 aan het Hof verstrekt in reactie op de uitnodiging van het Hof een verweerschrift in te dienen.

1.6.

Bij brief van 24 december 2020 heeft belanghebbende het Hof desgevraagd erover geïnformeerd dat zij het hoger beroep niet intrekt.

1.7.

Bij brief met dagtekening 25 maart 2020 [bedoeld is 2021] heeft de Inspecteur, daartoe in de gelegenheid gesteld door het Hof, gereageerd.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2021. Daarbij zijn de hoger beroepen van belanghebbende (nummers 20/00707 t/m 20/00709) en van haar echtgenoot (nummers 20/00705 en 20/00706) gelijktijdig en gezamenlijk behandeld. Verschenen en gehoord is de gemachtigde van belanghebbende [naam1] en voorts, namens de Inspecteur, mr. [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenoot] (hierna: de echtgenoot).

2.2.

De echtgenoot heeft in zijn aangifte IB/PVV 2012 een aftrek specifieke zorgkosten, na toepassing van de drempel, vermeld van € 1.816 en daarvan € 1.810 aan hem toegerekend.

2.3.

Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2013 een negatief saldo aan inkomsten en aftrekposten uit eigen woning van € 84 vermeld en een aftrek specifieke zorgkosten, na toepassing van de drempel, van € 1.999. Beide aftrekposten zijn volledig aan haar toegerekend.

2.4.

Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2014 een aftrek specifieke zorgkosten, na toepassing van de drempel, vermeld van € 1.633 die volledig aan haar is toegerekend.

2.5.

Belanghebbende en de echtgenoot hebben in hun aangiften IB/PVV 2015 een aftrek specifieke zorgkosten, na toepassing van de drempel, vermeld van € 1.739, waarvan € 686 aan belanghebbende en € 1.053 aan de echtgenoot is toegerekend.

2.6.

De (definitieve) aanslagen zijn conform de ingediende aangiften opgelegd.

2.7.

Met dagtekening 12 augustus 2017 heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen aan belanghebbende (IB/PVV 2013 t/m 2015) en de echtgenoot (IB/PVV 2012 en IB/PVV 2015) opgelegd ter zake van de aftrek zorgkosten en (bij de IB/PVV 2013) voor de negatieve inkomsten uit eigen woning. Daarbij is telkens belastingrente in rekening gebracht.

2.8.

De gemachtigde van belanghebbende en de echtgenoot (hierna: de gemachtigde) heeft per navorderingsaanslag een bezwaarschrift, gedagtekend 7 september 2017, ingediend.

2.9.

Bij brieven van 9 februari 2018 heeft de Inspecteur zijn voornemen tot gedeeltelijke tegemoetkoming aan de bezwaren kenbaar gemaakt aan de gemachtigde.

2.10.

Op 17 mei 2018 heeft het hoorgesprek plaatsgevonden waarbij de bezwaren van belanghebbende en de echtgenoot gezamenlijk zijn besproken. Van de hoorzitting is een gezamenlijk verslag opgemaakt.

2.11.

Bij brieven van 1 november 2018 heeft de Inspecteur de uitspraken op bezwaar gemotiveerd. Bij uitspraken van 16 november 2018 (IB/PVV 2012, 2013 en 2015) en 21 november 2018 (IB/PVV 2014) zijn de navorderingsaanslagen en rentebeschikkingen verminderd.

2.12.

De gemachtigde heeft per belanghebbende een beroepschrift, gedagtekend 19 december 2018, ingediend. De Rechtbank heeft deze beroepschriften vervolgens ambtshalve gesplitst in vijf zaken.

2.13.

De Rechtbank heeft de zaken van belanghebbende en de echtgenoot, vijf in totaal (hierna: de vijf zaken), ter zitting behandeld op 27 juni 2019. Naast een vertegenwoordiger van de Inspecteur waren daarbij aanwezig belanghebbende, de echtgenoot en de gemachtigde. Het onderzoek is in alle zaken ter zitting gesloten. Blijkens het per belanghebbende opgemaakte proces-verbaal is bij de behandeling van de zaken van de ene echtgenoot verwezen naar het besprokene ter zake van de zaken van de andere echtgenoot.

2.14.

Bij beslissingen van 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank het onderzoek in de vijf zaken heropend.

2.15.

Bij brieven van 29 augustus 2019 heeft de Inspecteur nadere stukken ingediend waarin twee bedragen onleesbaar zijn gemaakt ter zake waarvan hij beperkte kennisneming heeft verzocht.

2.16.

Bij brieven van de gemachtigde van 17 oktober 2019 hebben belanghebbende en de echtgenoot zich verzet tegen de beperkte kennisneming.

2.17.

Bij beslissingen van 11 november 2019 heeft de geheimhoudingskamer beslist dat de geheimhouding van de twee bedragen gerechtvaardigd is.

2.18.

De Rechtbank heeft vervolgens op 1 mei 2020 per belanghebbende uitspraak gedaan. Daarin is onder andere vermeld dat de vijf zaken gelijktijdig en gezamenlijk op zitting zijn behandeld. Het beroep van belanghebbende betreffende de IB/PVV 2013 is gegrond verklaard. De beroepen van belanghebbende betreffende de IB/PVV 2014 en 2015 en de beide beroepen van de echtgenoot zijn ongegrond verklaard. Aan ieder van hen is een tot € 500 gematigde immateriëleschadevergoeding toegekend, alsmede een vergoeding van proceskosten en griffierecht.

2.19.

De gemachtigde heeft per belanghebbende een hogerberoepschrift, gedagtekend 8 juni 2020, ingediend. Het Hof heeft deze hogerberoepschriften vervolgens ambtshalve gesplitst in vijf zaken.

2.20.

De Inspecteur heeft de gemachtigde bij brieven van 18 augustus 2020 laten weten dat de navorderingsaanslagen in de vijf zaken worden vernietigd, omdat deze zijn opgelegd in strijd met het correctiebeleid.

2.21.

De navorderingsaanslagen en de rentebeschikkingen zijn vervolgens door de Inspecteur vernietigd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de immateriëleschadevergoeding voor de fase van bezwaar en beroep wegens overschrijding van de redelijke termijn. Meer specifiek is de matiging wegens samenloop tussen de zaken van belanghebbende en die van de echtgenoot in geschil.

3.2.

Beide partijen concluderen tot gegrondverklaring van het hoger beroep en tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, van de navorderingsaanslagen IB/PVV en van de rentebeschikkingen. Belanghebbende concludeert tot een immateriëleschadevergoeding van € 1.000 omdat volgens haar matiging van haar recht op immateriëleschadevergoeding achterwege moet blijven. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de door de Rechtbank toegekende immateriëleschadevergoeding.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing