Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8281, 20/00991

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8281, 20/00991

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 augustus 2021
Datum publicatie
10 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:8281
Zaaknummer
20/00991

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Proceskosten beroepsfase.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00991

uitspraakdatum: 31 augustus 2021

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 september 2020, nummer AWB 19/6957, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur is bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet gekomen.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de belastingaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.980, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd en de Inspecteur veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500, proceskosten van € 1.047 en het griffierecht van € 47.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een verzamelinkomen van € 14.258. Dit bestaat uit pensioeninkomen van € 19.270 en een persoonsgebonden aftrek van € 5.012 voor specifieke zorgkosten. Die bestaan, vóór verhoging en aftrek van de drempel, volgens de aangifte uit: uitgaven voor vervoer van € 967, dieetkosten van € 1.200, extra uitgaven voor kleding en beddengoed van € 310 en genees- en heelkundige hulp van € 52.

2.2.

De Inspecteur heeft vragen gesteld over de aangifte. Deze vragen heeft belanghebbende niet tijdig beantwoord. De Inspecteur is daarom bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2015 afgeweken van de aangifte. De gehele aftrekpost voor specifieke zorgkosten is gecorrigeerd.

2.3.

Naar aanleiding van het bezwaar heeft de Inspecteur in de uitspraak op bezwaar een aftrek voor specifieke zorgkosten geaccepteerd van € 2.900. Dit bedrag bestaat uit dieetkosten van € 1.200 en extra uitgaven voor kleding en beddengoed van € 310, vermeerderd met een verhoging van 113% en verminderd met een drempel van € 317. Daarbij is nadat beroep was ingesteld een kostenvergoeding toegekend.

2.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank.

2.5.

Bij brief van 30 december 2019 heeft belanghebbende het beroep nader gemotiveerd.

2.6.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.7.

Bij brief van 22 juni 2020 heeft belanghebbende gereageerd op het verweerschrift van de Inspecteur. Bovenaan dit stuk staat ‘Verzoek om het recht van repliek/Conclusie van repliek’.

2.8.

De Rechtbank heeft de Inspecteur bij brief van 15 juli 2020 verzocht binnen twee weken op de brief van belanghebbende van 22 juni 2020 te reageren. De Inspecteur heeft bij brief van 28 juli 2020 gereageerd. Noch de Rechtbank noch de Inspecteur heeft de brief van 22 juni 2020 daarbij als conclusie van repliek aangeduid.

2.9.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de belastingaanslag verminderd en de Inspecteur veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, proceskosten en het griffierecht. De rechtbank is bij het vaststellen van kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de beroepsfase uitgegaan van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1.

3 Geschil

In geschil is de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase. Hierbij is alleen in geschil of een half punt had moeten worden toegekend voor het stuk van 22 juni 2020.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing