Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8284, 20/00644
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8284, 20/00644
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 augustus 2021
- Datum publicatie
- 10 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:8284
- Zaaknummer
- 20/00644
Inhoudsindicatie
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 20/00644
uitspraakdatum: 31 augustus 2021
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het verzoek van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
om
de inspecteur van de Belastingdienst/ Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende naar aanleiding van de intrekking van het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 maart 2020, nummer AWB 19/3943
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft bij brief van 1 mei 2020 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 26 maart 2020, nummer AWB 19/3943 waarbij de Rechtbank de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 en bijbehorende beschikking belastingrente heeft vernietigd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 2 april 2021 heeft de Inspecteur het hoger beroep ingetrokken. Het Hof heeft belanghebbende daarvan op de hoogte gebracht. Bij brief van 12 april 2021 heeft belanghebbende het Hof verzocht de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten in verband met het door hem ingediende verweerschrift en het incidenteel hoger beroep ingetrokken.
De Inspecteur heeft, daartoe wel door het Hof in de gelegenheid gesteld, op dit verzoek niet gereageerd.
Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2 Beoordeling van het verzoek
Ingevolge artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Inspecteur in geval van intrekking van het hoger beroep door de Inspecteur, op verzoek van een partij, bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
Belanghebbende heeft in hoger beroep gebruik gemaakt van de diensten van een professionele rechtsbijstandverlener. De gemachtigde van belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Gelet op artikel 8:118, eerste lid, van de Awb heeft belanghebbende recht op vergoeding van de in hoger beroep gemaakte proceskosten, na intrekking van het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep. Gelet op de bewerkelijkheid van de zaak en de gecompliceerdheid daarvan en de daarmee verband houdende werkbelasting van de gemachtigde, is naar het oordeel van het Hof in de fase van het hoger beroep sprake van een zaak die in de gewichtscategorie ‘gemiddeld’ valt, zodat toepassing van een wegingsfactor 1 in hoge beroep op haar plaats is. Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op (1 punt (verweerschrift) wegingsfactor 1 € 748), ofwel in totaal op € 748.
3 Beslissing
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken vast op € 748.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is op 31 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 augustus 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.