Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:937, 19/00235

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:937, 19/00235

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 februari 2021
Datum publicatie
12 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:937
Formele relaties
Zaaknummer
19/00235

Inhoudsindicatie

VPB. Geldverstrekking aan zustermaatschappij. Onzakelijke leningen? Zakelijke rente te bepalen? Bijzondere omstandigheden aanwezig op grond waarvan leningen toch als zakelijk kunnen worden aangemerkt?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00235

uitspraakdatum: 2 februari 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 januari 2019, nummer AWB 17/601, ECLI:NL:RBGEL:2019:300, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen/Noordoost, kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 518.200. Bij beschikking is € 17.556 aan belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur vernietigd en de aanslag en de belastingrente verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

[A] (hierna: [A] ) houdt sinds de oprichting op 24 juli 2008 alle aandelen in belanghebbende. [A] is sinds vele jaren betrokken bij ondernemingen op het gebied van de productie en verkoop van voeding voor huisdieren.

2.2.

Naast de aandelen in belanghebbende houdt [A] aandelen in [B] B.V. (hierna: debiteur). Debiteur vormt samen met haar dochtermaatschappijen de [C] Group. De [C] Group is actief op het gebied van de productie van huisdiervoeder.

2.3.

Belanghebbende koopt op 5 augustus 2009 de aandelen in [D] B.V. (hierna: [D] ) van debiteur. [D] is vanaf de oprichting op 3 maart 1998 gespecialiseerd in het op de markt brengen van biologische diervoeding. In 2012 koopt [D] ruim 60% van de door haar op de markt gebrachte producten in bij [C] Group. Op 18 juni 2010 koopt belanghebbende alle aandelen in [E] B.V. (hierna: [E] ) van debiteur. [E] houdt zich bezig met het vermarkten van diverse merken honden- en kattenvoeding in de Benelux. [E] maakt als dochtermaatschappij deel uit van de fiscale eenheid voor de Vpb van belanghebbende.

2.4.

Op 21 april 2011 koopt belanghebbende de merkrechten en receptuur van de merken ‘ [F] ’ en ‘ [G] ’ van twee dochtervennootschappen van debiteur voor een bedrag van € 1.500.000. Belanghebbende stelt deze rechten tegen vergoeding ter beschikking aan [E] . De producten van ‘ [F] ’ en ‘ [G] ’’ koopt [E] volledig in bij [C] Group. De inkoopwaarde van deze producten bedraagt meer dan € 26.000.000.

2.5.

Het eigen vermogen van debiteur op 31 december 2011 is € 1.064.808 negatief en haar totale schuld bedraagt € 41.011.301. Hiervan is een bedrag van € 27.496.677 verschuldigd aan [H] Bank (hierna: de bank).

2.6.

In januari 2012 is voor [C] Group een Strategic Visioning 2012-2015 opgesteld met positieve prognoses. In april 2012 stelt [I] (een extern adviesbureau) een Strategisch Document 2012-2015 op voor [C] Group betreffende de bedrijfsvoering en mogelijke verbeteringen daarvan.

2.7.

Wegens tegenvallende resultaten van debiteur treedt de bank in overleg met [A] . Volgens het gespreksverslag van 5 april 2012 van de bank wordt hierbij gesproken over herstructurering van de bestaande financiering. In dit kader is ook gesproken over een aanvullende storting van € 2.500.000 door [A] in debiteur. Bij e-mail van 6 april 2012 informeert [A] de bank dat deze storting, na verkoop van [D] , pas plaats kan vinden nadat hij van de bank toezegging/vastlegging heeft ontvangen met de daarbij behorende voorwaarden.

2.8.

Op 20 april 2012 verkoopt belanghebbende alle aandelen in [D] voor een bedrag van € 11.100.000 aan [J] B.V. (hierna: [J] ), een dochtervennootschap van [K] N.V. (hierna: [K] ). De koopsom wordt deels in geld voldaan en deels tegen uitreiking van aandelen in [J] . Belanghebbende houdt via [J] indirect een belang van 14% in [D] . [A] houdt daarnaast (in privé) een aandelenbelang van 1% in [D] .

2.9.

In het kader van de verkoop van aandelen in [D] aan [K] sluiten belanghebbende en [K] een aantal aanvullende overeenkomsten ter bekrachtiging van de samenwerking tussen belanghebbende, [K] , [D] , [A] en [C] Group na de overname. Te weten een joint-venture overeenkomst, leveringsovereenkomsten en een huurovereenkomst betreffende de verhuur van een bedrijfspand door belanghebbende aan [D] voor een huurprijs van € 210.000 per jaar. Deze overeenkomsten zijn getekend op 20 april 2012.

2.10.

Per e-mail van 26 juni 2012 van de bank aan [A] worden nadere voorwaarden vastgelegd met betrekking tot de kredietverlening door de bank aan [B] B.V. (debiteur) c.s. Hierbij komen zij onder meer het volgende overeen:

– De bank zet twee leningen van € 650.000 en € 850.000 om in achtergestelde leningen en verlengt de looptijd van die leningen (oorspronkelijk 31 december 2012) met 4 jaar.

– De bank zet twee andere leningen van € 1.500.000 en € 3.700.000 om in achtergestelde leningen, zodat op jaarbasis € 400.000 aan aflossingsverplichtingen vervallen.

– Aflossingen op de achtergestelde leningen dienen in principe plaats te vinden indien de solvabiliteit groter is dan 40% en de vrij beschikbare cash flow hiertoe toereikend is.

– Voor de achtergestelde leningen hanteert de bank een vaste rente van 2,5% op jaarbasis. Bij verkoop van minimaal 75% van de aandelen zal de bank, onder bepaalde voorwaarden, een aanvullende rente berekenen van 3,75% per jaar dat de leningen een achtergesteld karakter hebben gehad.

– De voorwaarden van de overige leningen blijven ongewijzigd. De gezamenlijke aflossingsverplichting in 2012 en 2013 is gemaximeerd op € 1.500.000.

– De eventuele verkoopopbrengst van Veenwouden wordt integraal gebruikt om het krediet in rekening courant af te lossen.

– De bank stelt als voorwaarde voor deze wijzigingen dat belanghebbende een achtergestelde lening van € 2.500.000 aan debiteur verstrekt onder dezelfde voorwaarden als die de bank hanteert ter zake van de achtergestelde leningen.

2.11.

Bij overeenkomst van 6 juli 2012 verstrekt belanghebbende een achtergestelde lening aan debiteur van € 2.500.000 met een looptijd tot 31 december 2016 onder de onder 2.10. weergegeven condities (hierna: lening 1)

2.12.

Op 5 december 2012 verstrekt belanghebbende een aanvullende lening van € 350.000 aan debiteur met een looptijd tot 31 juli 2013 en een rente van 6% per jaar (hierna: lening 2).

2.13.

Het commercieel resultaat van debiteur in de jaren 2010 tot en met 2013 was als volgt:

Jaar

Omzet

Brutomarge

EBITDA

EBIT

EBT

2010

-

€ 23.782.244

€ 4.295.168

€ 1.559.004

- € 429.165

2011

€ 60.760.736

€ 22.827.192

€ 1.655.112

- € 1.610.985

- € 3.637.075

2012

€ 54.972.388

€ 21.183.043

- € 231.098

- € 3.203.062

- € 4.950.780

2013

€ 57.376.201

€ 18.774.042

- € 686.182

- € 3.750.753

€ 6.947.287

Het EBT over 2013 bevat een eenmalige bate van € 7.664.400 uit hoofde van de kwijtschelding van leningen door crediteuren.

2.14.

Per e-mail van 19 december 2013 informeert de bank [A] dat het rendement van debiteur al jaren achtereen slecht is waardoor de vermogens- en liquiditeitspositie ernstig is uitgehold en dat de continuïteit van debiteur onder druk staat. De bank is bereid om € 12.000.000 van haar vorderingen op debiteur c.s. kwijt te schelden, onder de volgende voorwaarden:

– Het kapitaal van debiteur wordt met € 3.000.000 versterkt.

– Er wordt een achtergestelde lening van € 1.000.000 verstrekt aan debiteur door een derde partij.

– De lening van belanghebbende van € 850.000 wordt achtergesteld jegens de bank.

– Belanghebbende scheldt haar achtergestelde leningen, lening 1 en lening 2 onvoorwaardelijk kwijt.

– De door [L] B.V. verstrekte lening van € 250.000 wordt onvoorwaardelijk kwijtgescholden.

– De fiscus stemt in met de kwijtschelding van de leningen en stelt daar alleen tegenover dat de geactiveerde belastinglatentie van € 2.325.000 komt te vervallen.

– De bank krijgt een pandrecht op de aandelen in debiteur in eigendom bij [A] (90%).

– De bank krijgt een call optie op 45% van de aandelen van debiteur met een uitoefenprijs van € 1 voor deze aandelen.

– De reeds bestaande voorwaarden, zekerheden en condities blijven ongewijzigd van kracht.

2.15.

De hiervoor genoemde kapitaalversterking van debiteur met een bedrag van € 3.000.000 wordt als volgt gerealiseerd. [A] stort € 2.000.000 op de aandelen/agio in debiteur, gefinancierd door middel van een lening verstrekt door belanghebbende. De heer [M] (hierna: [M] ) stort, tegen uitreiking van 20 aandelen, € 1.000.000 in debiteur.

2.16.

Op 20 december 2013 verstrekt [M] een achtergestelde lening aan debiteur van € 1.000.000, met een looptijd van 5 jaar en een rentepercentage van 10% per jaar. Hiermee wordt voldaan aan de onder 2.14 omschreven voorwaarde van de bank dat een derde partij een achtergestelde lening van € 1.000.000 dient te verstrekken.

2.17.

[M] is President of the Board van [N] (hierna: [N] ). [N] is een dochteronderneming van [O] , een leverancier van debiteur.

2.18.

In de aangifte Vpb 2013 vermeldt belanghebbende een bedrag van € 3.029.267 aan buitengewone lasten. Dit bestaat uit de afwaardering van de vorderingen van belanghebbende op debiteur van € 2.850.000 en € 179.267. De belastbare winst volgens deze aangifte bedraagt negatief € 2.511.067.

2.19.

Bij brief van 2 februari 2016 kondigt de Inspecteur aan voornemens te zijn af te wijken van de aangifte Vpb 2013, omdat de afwaardering van de vordering niet wordt geaccepteerd.

2.20.

Bij het vaststellen van de aanslag Vpb voor het jaar 2013 weigert de Inspecteur het totaalbedrag aan buitengewone lasten. Met dagtekening 12 maart 2016 stelt de Inspecteur de aanslag Vpb voor het jaar 2013 vast, berekend naar een belastbaar bedrag van € 518.200.

2.21.

Bij uitspraak op bezwaar van 23 december 2016 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard omdat lening 1 en 2 als bodemloze-put leningen kwalificeren (primair) dan wel als onzakelijke lening (subsidiair).

2.22.

De Rechtbank heeft lening 1 en 2 aangemerkt als onzakelijke leningen en het verlies daarop niet in aftrek toegelaten. Aangezien de Inspecteur ten onrechte een bedrag van € 179.267 aan overige buitengewone lasten niet in aftrek had toegelaten, heeft de Rechtbank het belastbaar bedrag vastgesteld op € 338.933.

3 Geschil en standpunten van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de door belanghebbende aan debiteur verstrekte leningen, te weten lening 1 en lening 2 (hierna ook: de leningen), kwalificeren als onzakelijke leningen, op grond waarvan het door belanghebbende op beide leningen in aanmerking genomen afwaarderingsverlies niet aftrekbaar is. Belanghebbende stelt primair dat beide leningen uit zakelijk oogpunt en onder zakelijke voorwaarden zijn verstrekt zodat het afwaarderingsverlies aftrekbaar is. Subsidiair stelt belanghebbende dat, voor zover beide leningen onzakelijke elementen bevatten, een zakelijke rente te bepalen is, waarmee beide leningen zakelijk kunnen worden gemaakt. Alsdan zou het geleden afwaarderingsverlies toch aftrekbaar zijn. Meer subsidiair voert belanghebbende aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan beide leningen toch als zakelijk kunnen worden aangemerkt zodat het geleden afwaarderingsverlies om die reden in aftrek mag worden gebracht. De Inspecteur neemt tegenovergestelde standpunten in.

3.2.

Tussen partijen is niet langer in geschil dat beide leningen fiscaal kwalificeren als lening.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing