Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9551, 20/00478 en 20/00479
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9551, 20/00478 en 20/00479
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2021
- Datum publicatie
- 22 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:9551
- Zaaknummer
- 20/00478 en 20/00479
Inhoudsindicatie
OB. Aftrek voorbelasting. Vertrouwensbeginsel.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 20/00478 en 20/00479
uitspraakdatum: 12 oktober 2021
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 maart 2020, nummer AWB 19/2829 en 19/2830, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn op 28 juni 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 (zaaknummer Hof 20/00478; hierna: naheffingsaanslag 2016) en een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2017 tot en met 31 december 2017 (zaaknummer Hof 20/00479; hierna: naheffingsaanslag 2017) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard en de naheffingsaanslagen verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd. De naheffingsaanslag 2016 is verminderd tot € 16.020, en de beschikking belastingrente 2016 is dienovereenkomstig verminderd (zaaknummer Rechtbank AWB 19/2829). De naheffingsaanslag 2017 en de beschikking belastingrente 2017 zijn vernietigd (zaaknummer Rechtbank AWB 19/2830). Verder is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 174 aan belanghebbende.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2021. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en namens de Inspecteur [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in 2010 100 aandelen in [naam3] BV van zijn ouders geërfd. Voor de verkoop van deze aandelen heeft belanghebbende onderhandelaars/adviseurs ingeschakeld: [naam4] BV (hierna: [naam4] ) en [naam5] BV. Deze vennootschappen hebben voor de verrichte advieswerkzaamheden belanghebbende gefactureerd inclusief omzetbelasting. Belanghebbende heeft de hem in rekening gebrachte omzetbelasting op aangifte in aftrek gebracht. Dit betreft een bedrag van € 12.600 in 2016.
Op het perceel bij de woning van belanghebbende staat een bakhuis. Belanghebbende heeft dit laten verbouwen zodat het geschikt is voor gebruik als kantoor. De in rekening gebrachte omzetbelasting voor de verbouwing heeft belanghebbende op aangifte afgetrokken. Het gaat om € 5.594 in 2016. Belanghebbende heeft het bakhuis voor 30% zakelijk gebruikt.
Over het eerste kwartaal van 2017 heeft verweerder bij brief van 14 maart 2017 aan belanghebbende gevraagd om een onderbouwing van de aangifte omzetbelasting. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Ik heb uw aangifte omzetbelasting over de periode 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 ontvangen. Op basis van de vermelde gegevens op deze aangifte hebt u recht op een teruggaaf van BTW.
Om uw aangifte goed te kunnen beoordelen heb ik aanvullende informatie nodig. Op de achterkant van deze brief staat vermeld welke informatie ik van u wil ontvangen. U kunt deze gegevens samen met het begeleidend formulier toesturen in de bijgevoegde retourenenvelop.
Ik verzoek u om in uw reactie ook een korte omschrijving van de bedrijfsactiviteiten op te nemen en uw telefoonnummer te vermelden zodat ik eventuele vragen rechtstreeks met u kan doornemen. Een kopie van het KvK uittreksel is niet voldoende. (…)”
Belanghebbende heeft in reactie hierop stukken opgestuurd. Dit betrof onder meer een specificatie van de voorbelasting, die belanghebbende had teruggevraagd in rubriek 5b van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2017. Die voorbelasting bedroeg € 8.l84 en betrof twee facturen: een factuur van [naam6] met een factuurdatum van 30 oktober 2016 en een btw-bedrag van € 1.884,12, en een factuur van [naam4] , voor advieskosten in verband met de verkoop van aandelen over de periode januari tot en met december 2016, met een btw-bedrag van € 6.300. Verder heeft belanghebbende het volgende geschreven:
“De reden van het ontbreken van omzet en omzetbelasting is dat ik eigenlijk nog in de opstartfase zit. Begin vorig jaar ben ik enthousiast gestart met dit bedrijf (na uitleg bij de KvK en belastingdienst in Arnhem). Helaas vorig jaar getroffen door een ernstige ziekte (hersentumor). Vervolgens geopereerd, bestraald en een chemo-therapie moeten volgen. Het lijkt erop dat ik deze strijd tegen mijn ziekte ga overwinnen!! Nu heb ik in april en mei nog enkele operatie voor de boeg, na de zomer pak ik de draad weer op. De verwachting is dat ik in het derde kwartaal 2017 weer omzet ga maken. Wellicht al iets eerder, maar dan nog beperkt.”
Met dagtekening 22 april 2017 is bij beschikking een teruggaaf van € 8.184 vastgesteld over het tijdvak januari 2017 t/m maart 2017. Op de beschikking staat ter toelichting:
“De inspecteur komt aan het verzoek tegemoet. U heeft recht op teruggaaf van belasting. Het te verrekenen of terug te geven bedrag staat vermeld als eindbedrag in de rechterkolom. Het te verrekenen of terug te geven bedrag kan na controle alsnog door de inspecteur worden gecorrigeerd. (...)”
Naar aanleiding van een boekenonderzoek begin 2018 heeft verweerder met dagtekening 28 juni 2018 de naheffingsaanslagen 2016 en 2017 opgelegd. Daarbij heeft verweerder de aftrek van voorbelasting over het eerste kwartaal van 2017 in stand gelaten, omdat deze aftrek al in 2017 was beoordeeld.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag 2016 al dan niet terecht is opgelegd (20/00478).
Het hoger beroep ziet ook op de – door de Rechtbank vernietigde – naheffingsaanslag 2017 (20/00479).