Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9555, 20/00754
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9555, 20/00754
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2021
- Datum publicatie
- 22 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:9555
- Zaaknummer
- 20/00754
Inhoudsindicatie
OZB. Campingtrerrein. Tariefstelling verordening.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 20/00754
uitspraakdatum: 12 oktober 2021
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 juli 2020, nummer LEE 19/2848, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Terschelling (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 aanslagen onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) opgelegd voor de onroerende zaak [adres] te [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak).
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft met toestemming van partijen via een telefoon- en videoverbinding plaatsgevonden op 10 augustus 2021. Deelgenomen hebben belanghebbende, vertegenwoordigd door [naam1] en de heffingsambtenaar [naam2] , bijgestaan door [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaresse en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een campingterrein met de daarvoor benodigde voorzieningen.
Krachtens de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2019 (hierna: de Verordening) van de gemeente Terschelling (hierna: de gemeente) worden ter zake van binnen het grondgebied van de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven, te weten (a.) een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient (hierna: niet-woning), al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt en (b.) een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot heeft van een een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Maatstaf van heffing is de WOZ-waarde van de onroerende zaak. De tarieven van de belastingen voor niet-woningen bedragen in de jaren 2017-2019 (als percentage van de WOZ-waarde):
2017 |
2018 |
2019 |
|
Gebruikersbelasting |
0,156 |
0,230 |
0,297 |
Eigenarenbelasting |
0,128 |
0,175 |
0,216 |
De verhoging van de tarieven voor niet-woningen in deze jaren vloeit hoofdzakelijk voort uit twee omstandigheden, te weten (1) de omstandigheid dat bedrijfsmatig verhuurde recreatiewoningen door jurisprudentie van de Hoge Raad voor de OZB-heffing niet meer als niet-woning, maar als woning moeten worden aangemerkt1, hetgeen voor de heffing een aanzienlijke grondslagversmalling met zich bracht en (2) de introductie van een opslag in het tarief voor niet-woningen ten behoeve van een aan de Stichting [naam4] (hierna: het fonds) te verstrekken subsidie.
Het fonds is opgericht op initiatief van de lokale ondernemersvereniging en heeft ten doel het promoten en ondersteunen van ondernemersactiviteiten in de gemeente. Op verzoek van het fonds heeft de Raad van de gemeente besloten gedurende de jaren 2018, 2019 en 2020 een financiële bijdrage aan het fonds te leveren uit de algemene middelen van de gemeente. Deze bijdrage is vastgesteld op € 80 per € 100.000 WOZ-waarde van niet-woningen voor het jaar 2018 (in 2019 verhoogd tot € 81,92). De Raad heeft daarnaast besloten deze bijdrage te financieren uit een verhoging van het OZB-tarief voor niet-woningen. Het bedrag van € 80 (in 2019: € 81,92) is hiertoe omgerekend tot een percentage per € 100.000 WOZ-waarde en aldus in het uiteindelijk vastgestelde tarief voor niet-woningen opgenomen.
Volgens een door de heffingsambtenaar verstrekt overzicht variëren de tarieven voor de OZB-eigenarenheffing niet-woning van de 18 gemeenten in de provincie Friesland van 0,0769% tot 0,4298%. Het gemiddelde tarief bedraagt 0,2525%. Voor de OZB-gebruikersheffing is dat 0,0693% tot 0,3438% en gemiddeld 0,2034%.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag eigenarenbelasting OZB opgelegd van € 4.630,23 (WOZ-waarde € 1.559.000 x 0,297%) en een aanslag gebruikersbelasting OZB van € 2.700,00 (WOZ-waarde € 1.250.000 x 0,216%). Hierbij is in beide gevallen het tarief voor niet-woningen toegepast.
3 Geschil
In geschil is of de aanslagen tot een juist bedrag zijn vastgesteld.
Belanghebbende betoogt dat de verhoging van het tarief voor niet-woningen, voor zover die verhoging voortvloeit uit de opslag van € 81,92 per € 100.000 WOZ-waarde ten behoeve van het fonds, leidt tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Zij wijst erop dat, anders dan oorspronkelijk was bedoeld, door de jurisprudentie van de Hoge Raad bedrijfsmatige exploitanten van recreatiewoningen niet door middel van de OZB-heffing kunnen worden gedwongen bij te dragen aan het fonds, maar dat zij geacht worden dat op vrijwillige basis te doen. Belanghebbende stelt dat zij weet dat een aantal van die exploitanten niet op vrijwillige basis bijdraagt aan het fonds. Volgens belanghebbende had de gemeente daarom moeten afzien van het (via de OZB-heffing) subsidiëren van het fonds omdat dit fonds beoogt de ondernemersactiviteiten van alle ondernemers op Terschelling te promoten, maar door de jurisprudentie van de Hoge Raad slechts een beperkt gedeelte van de ondernemers tot een bijdrage kan worden gedwongen. Dat via de OZB-heffing van belanghebbende wel een bijdrage aan het fonds wordt gevorderd, acht belanghebbende een schending van het gelijkheidsbeginsel en een onredelijke heffing.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.