Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9811, 20/01080
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9811, 20/01080
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 oktober 2021
- Datum publicatie
- 29 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:9811
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1176, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/01080
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving).
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 20/01080
uitspraakdatum: 19 oktober 2021
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 november 2020, nummer LEE 19/594 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur) en
de minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 28 september 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [naam1] als de gemachtigde van belanghebbende (hierna: gemachtigde) alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft aangifte voor de bpm gedaan ter zake van een uit Duitsland afkomstige gebruikte personenauto van het merk en type Volkswagen Golf 1.6 TDI Highline (hierna: de auto). De volgens de aangifte verschuldigde bpm is berekend met behulp van een taxatierapport en bedraagt € 231. Dit bedrag is voldaan.
De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. Het verschuldigde bedrag aan bpm is door hem berekend op € 871, zodat het nageheven bedrag op € 640 is vastgesteld. De Inspecteur heeft bij de naheffingsaanslag toegelicht dat het hogere bedrag aan verschuldigde bpm is gebaseerd op (i) een lager bedrag aan in aanmerking genomen reparatiekosten als gevolg van toepassing van een milieubijdrage van € 2,30 per arbeidsuur in plaats van € 84 per arbeidsuur en (ii) een lager bedrag aan in aanmerking genomen waardevermindering, namelijk voor 72% in plaats van 100% van de reparatiekosten.
Belanghebbende heeft vergeefs bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 3 november 2020 het beroep ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat de redelijke termijn in deze zaak met vijf maanden is overschreden. In verband hiermee heeft de Rechtbank aan belanghebbende een vergoeding van € 500 toegekend, waarvan € 200 dient te worden vergoed door de Inspecteur en € 300 door de Minister. De Rechtbank heeft verder de Inspecteur en de Minister veroordeeld tot vergoeding aan belanghebbende van diens proceskosten , ieder ten bedrage van € 393 en van het griffierecht, ieder ten bedrage van € 87. Met betrekking tot al deze bedragen heeft de Rechtbank voorts beslist dat daarover, kort gezegd, vertragingsrente is verschuldigd bij te late betaling ervan.
Belanghebbende heeft op 27 november 2020 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft niet geappelleerd.
3 Geschil
Tussen partijen zijn verschillende punten in geschil die in onderdeel 4 nader zullen worden vermeld.