Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1285, 21/00045

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1285, 21/00045

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 februari 2022
Datum publicatie
4 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1285
Formele relaties
Zaaknummer
21/00045

Inhoudsindicatie

Accijns en voorraadheffing. Aanwezigheid gasolie in de bunkertanks en dagtank van een motortankschip. Vrijstelling van accijns? Zijn de monsters op correcte wijze genomen en geanalyseerd?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00045

uitspraakdatum: 22 februari 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 december 2020, nummer AWB 19/1170, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is op 25 juli 2018 een naheffingsaanslag accijns en voorraadheffing opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de naheffingsaanslag accijns verminderd naar € 9.687, de voorraadheffing verminderd naar € 159, en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft de Rechtbank de Staat veroordeeld tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op € 500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten ten bedrag van € 1.572 en gelast dat de Inspecteur het griffierecht van € 345 aan belanghebbende vergoedt.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. M.J. van Dam, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op 3 december 2015 is door de douane een controle ingesteld aan boord van het motortankschip (mts) [het schip] (hierna: het schip), naar de naleving van de bepalingen van de Wet op de accijns (hierna: WA). Het schip is een enkelwandig tankschip en wordt ingezet voor het transport van minerale oliën. Het schip beschikt onder meer over zogenaamde sloptanks, bedoeld voor de opvang van restanten zoals die kunnen achterblijven bij het overpompen van lading. Daarnaast heeft het schip drie brandstoftanks, ook wel bunkertanks genoemd (één aan de voorzijde bij de boegschroef en twee aan de achterzijde van het schip), alsmede een dagtank. De dagtank en de twee bunkertanks aan de achterzijde van het schip staan met elkaar in verbinding. De dagtank staat in rechtstreekse verbinding met de motor. De scheepsmotor is geconstrueerd voor het gebruik van gasolie.

2.2.

Gedurende de controle zijn monsters afgenomen van de aanwezige vloeistoffen uit de sloptank, uit de bunkertank aan de voorzijde van het schip en uit de dagtank. De hoeveelheid aanwezige olie is afgelezen aan de hand van zogenaamde ‘peilglazen’. De afgelezen hoeveelheden zijn:

sloptank:

974 liter (na volumecorrectie 978 liter)

bunkertank voorzijde schip:

955 liter

bunkertanks achterzijde schip:

19.144 liter

Totaal

21.077 liter

Tussen partijen is niet in geschil dat de in de bunkertanks aanwezige minerale oliën zijn bestemd voor de aandrijving van het schip.

2.3

Van de controle is een proces-verbaal opgemaakt met datum 11 april 2016 (nummer [nummer1] ). Dit proces-verbaal, inclusief bijlagen, is door de Inspecteur overgelegd.

In dit proces-verbaal is onder meer opgenomen:

”Na bekendmaking van onze bedoelingen aan de schipper, welke zich voorstelde als de heer [de schipper] , schipper van de bovengenoemde tanklichter.(hierna: de schipper), heb ik, [de verbalisant1] , aan de schipper gevraagd welke lading de tanklichter normaliter vervoerde en of de tanklichter nog geladen was.

Ik, [de verbalisant1] , hoorde de schipper zeggen dat de tanklichter voornamelijk minerale oliën vervoerde en nu leeg was.

Hierop heb ik, [de verbalisant1] , de schipper gevraagd welke soorten minerale oliën door de tanklichter werden vervoerd.

Ik, [de verbalisant1] , hoorde de schipper zeggen dat er de vorige reis gasolie werd vervoerd.

Hierop heb ik, [de verbalisant1] , de schipper gevraagd of hij nog restlading aan boord had.

Ik, [de verbalisant1] , hoorde de schipper zeggen dat er geen restlading aan boord was.

Hierop heb ik, [de verbalisant1] , aan de schipper gevraagd of hij mij bescheiden kon tonen met betrekking tot de laatste reis van de tanklichter.

De schipper voldeed aan mijn verzoek en overhandigde mij een losverklaring, zoals genoemd in artikel 4a van het Scheepsafvalstoffenverdrag van 01 november 2009, gedateerd 2 december 2015 (…)

Hierop heb ik, [de verbalisant1] , de schipper medegedeeld dat wij, verbalisanten [de verbalisant1] , [de verbalisant2] en [de verbalisant3] , aan boord van de tanklichter de cofferdammen, dekkasten, de voor- en achterpiek, de boegschroefruimte, de sloptank en andere bergplaatsen wilden controleren en hem verzocht daarbij zijn medewerking te verlenen.

Ik, [de verbalisant1] , hoorde de schipper zeggen hieraan zijn medewerking te verlenen en ons daarbij te vergezellen.

Hierop zijn wij, verbalisanten [de verbalisant1] , [de verbalisant2] en [de verbalisant3] , met de controle begonnen waarbij wij in de cofferdammen, achterpiek, voorpiek en boegschroefruimte geen onregelmatigheden troffen.

Op het dek van voornoemde tanklichter zagen wij, verbalisanten [de verbalisant1] , [de verbalisant2] en [de verbalisant3] , een cilindervormige tank staan.

Ik, [de verbalisant1] heb aan de schipper gevraagd waar deze tank voor diende.

Wij, verbalisanten [de verbalisant1] , [de verbalisant2] en [de verbalisant3] , hoorden de schipper zeggen dat dit de slobtank was, bedoeld voor opslag van ladingsrestanten.

Na het openen van het toegangsdeksel boven op deze tank zagen wij, verbalisanten [de verbalisant1] en [de verbalisant3] , een vloeistof in deze tank staan.

Wij, verbalisanten [de verbalisant1] en [de verbalisant3] , roken een geur die leek op die van gasolie. (…)

Hierna heb ik, [de verbalisant2] , de temperatuur van de vloeistof in genoemde slobtank opgemeten, middels een geijkte thermometer. Na onderdompeling in de vloeistof zag ik, [de verbalisant2] , op de thermometer dat de vloeistof een temperatuur had van 9 ⁰C.

Hierna heb ik, [de verbalisant2] , de totale hoeveelheid aanwezige vloeistof in de slobtank, middels een door de Belastingdienst beschikbaar gesteld rekenprogramma, vastgestelde op: 974 Liter/Actueel (…)

Vervolgens heb ik, [de verbalisant2] , de boegschroefruimte gecontroleerd en zag ik hier een bunkertank.

Ik, [de verbalisant2] , heb de aanwezige matroos om een vloeistofmonster verzocht.

Onder mijn toezicht heeft de matroos een monster genomen en aan mij, [de verbalisant2] , overhandigd.

De schipper ging middels ondertekening van het monstername formulier akkoord met de wijze van monstername (bijlage 5).

Ik, [de verbalisant2] , las samen met de aanwezige matroos op de peilschaal af dat er 955 liter vloeistof aanwezig was in de bunkertank.

Gezien de constructie van de bunkertank in de boegschroefruimte was het niet mogelijk de temperatuur van de gasolie op te meten.

Hierna hebben wij, verbalisanten [de verbalisant2] , [de verbalisant3] en [de verbalisant1] , de machinekamer gecontroleerd op de aanwezigheid van ladingrestanten.

In de machinekamer zagen wij, verbalisanten [de verbalisant2] en [de verbalisant1] , zowel aan bakboord als ook aan stuurboord een bunkertank. Deze beide tanks monden uit in de dagtank welke direct aangesloten was op de scheepsmotor.

Ik, [de verbalisant2] , verzocht de schipper ons een monster uit de drie tanks te overhandigen.

Wij, verbalisanten [de verbalisant1] , [de verbalisant2] en [de verbalisant3] , hoorden de schipper zeggen dat dit technisch niet mogelijk was voor de bakboord en stuurboord bunkertanks maar dat een monster uit de dagtank representatief was voor de drie tanks omdat deze allen met elkaar in verbinding stonden.

Hierop heeft een matroos van de tanklichter onder toezicht van ons, verbalisanten [de verbalisant1] , [de verbalisant2] en [de verbalisant3] , een monster genomen uit de dagtank en deze aan mij, [de verbalisant1] , overhandigd teneinde deze in te sturen naar het Douanelaboratorium te Amsterdam met het doel de soort en samenstelling te laten vaststellen De schipper ging middels ondertekening van het monstername formulier akkoord met de wijze van monstername (bijlage 6).

Ik, [de verbalisant2] , las samen met de aanwezige matroos op de peilschaal af dat er 8967 liter vloeistof aanwezig was in de bunkertank stuurboordzijde van de machinekamer.

Ik, [de verbalisant2] , las samen met de aanwezige matroos op de peilschaal af dat er 9777 liter vloeistof aanwezig was in de bunkertank bakboordzijde van de machinekamer.

Ik, [de verbalisant2] , las samen met de aanwezige matroos op de peilschaal af dat er 400 liter vloeistof aanwezig was in de dagtank van de machinekamer.

Gezien de constructie van de bunkertank in de boegschroefruimte was het niet mogelijk de temperatuur van de gasolie op te meten. (…)”

Tot de bijlagen bij het proces-verbaal behoren onder meer:

- twee monsternameformulieren met nummer [nummer2] (bijlagen 5 en 6);

- drie tank-/bunkerbonnen op naam van belanghebbende met datum 17 oktober 2015 (bijlage 10), 8 november 2015 (bijlage 11) en 22 november 2015 (bijlage 12), alsmede één bunkerverklaring op naam van belanghebbende met datum 22 november 2015 (eveneens bijlage 12);

- twee aanvragen tot monsteronderzoek (nummers [nummer2] -41 en [nummer2] -42) met datum 3 december 2015 (bijlagen 14 en 15);

- een analyserapport van het Douane Laboratorium met kenmerk [nummer2] -41 en datum 23 december 2015 (bijlagen 19 en 20, monster bunkertank voorzijde);

- een analyserapport van het Douane Laboratorium met kenmerk [nummer2] -42 en datum 23 december 2015 (bijlagen 21 en 22, monster dagtank);

- in de analyserapporten wordt onder meer het volgende vermeld:

Kenmerk Solvent Yellow 124 Zwavelgehalte

[nummer2] -41 3,5 gram/1.000 liter 12 mg/kg

[nummer2] -42 3,1 gram/1.000 liter 18 mg/kg

Solvent Yellow 124 (hierna: SY) is een wettelijk voorgeschreven herkenningsmiddel. Het SY-gehalte binnen de gasolie is vastgesteld aan de hand van de zogenaamde SY124HPLC-methode, waarvoor het Douanelaboratorium is geaccrediteerd.

2.4.

Volgens de tank-/bunkerbonnen heeft belanghebbende de volgende hoeveelheden diesel aangeschaft bij Bunkerstation [naam3] B.V:

Bonnummer: VL1514462; factuur d.d. 17 oktober 2015; 8.000 liter DIESEL ULS 2011

Bonnummer: VL1515574; factuur d.d. 8 november 2015; 4.500 liter DIESEL ULS 2011

Bonnummer: VL1516335; factuur d.d. 22 november 2015; 6.000 liter DIESEL ULS 2011

Met betrekking tot het laatste bonnummer is ook een bunkerverklaring in het dossier aanwezig. Voorts bevat het dossier een Entladebescheinigung (lossingsbericht), waaruit volgt dat belanghebbende op 2 december 2015 lading in [plaats] (Duitsland) heeft gelost.

2.5.

De Inspecteur heeft met datum 11 juli 2018 aan belanghebbende medegedeeld dat haar een naheffingsaanslag accijns en voorraadheffing, alsmede een beschikking belastingrente zal worden opgelegd, die als volgt zijn berekend:

Accijns: 21.077/1.000 x € 482,06 = € 10.159Voorraadheffing: 21.077/1.000 x € 8,00 = € 167Belastingrente: € 1.053Totaal: € 11.379

2.6.

De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag voor zover die ziet op de in de sloptank aanwezige olie vernietigd, de naheffingsaanslag accijns verminderd naar € 9.687, de voorraadheffing verminderd naar € 159, en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft de Rechtbank de Staat veroordeeld tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op € 500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten ten bedrag van € 1.572 en gelast dat de Inspecteur het griffierecht van € 345 aan belanghebbende vergoedt.

2.7.

Bij vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 30 januari 2019 is de schipper van het schip, [de schipper] , (hierna: de schipper) vrijgesproken van accijnsfraude.

3 Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag, voor zover die ziet op de olie in de bunkertanks, terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing