Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1286, 21/00406

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1286, 21/00406

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 februari 2022
Datum publicatie
4 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1286
Zaaknummer
21/00406

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling kantoorgebouw.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00406

uitspraakdatum: 22 februari 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] , Duitsland (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 februari 2021, nummer Awb 20/739, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hardenberg (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 98 te [plaats] , per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 176.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voor het jaar 2019 aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte en het gebruikersgedeelte vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de WOZ-beschikking en de aanslagen OZB gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een nader stuk ingediend. Hoewel dat stuk is ingediend binnen de termijn als bedoeld in artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, heeft belanghebbende zich hiertegen niet verzet.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en A. Oosters, als zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam1] , alsmede namens de heffingsambtenaar [naam2] , bijgestaan door [naam3] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een kantoorgebouw (bouwjaar 1965) met pantry en inpandige opslagruimte. Het kantoorgebouw heeft een oppervlakte van 245 m2 en is gelegen op een perceel van 1.240 m2. Op het perceel zijn meerdere parkeerplaatsen aanwezig (hierna: het parkeerterrein).

2.2.

In de onroerende zaak is het makelaarskantoor van belanghebbende gevestigd. Op de waardepeildatum worden gedeelten van de onroerende zaak verhuurd aan een ander makelaarskantoor en aan een hypotheekbemiddelaar.

3 Geschil

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum te hoog is vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing