Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1748, 20/00656

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1748, 20/00656

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 maart 2022
Datum publicatie
18 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1748
Zaaknummer
20/00656

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navorderingsaanslag. Project 1043. Specifieke zorgkosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00656

uitspraakdatum: 8 maart 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 26 maart 2020, nummer AWB 19/3945, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.887. Bij beschikking is belastingrente berekend van € 53.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

1.6.

Bij brief van 19 augustus 2021 heeft het Hof besloten het onderzoek te heropenen en de zaak aan te houden in afwachting van de arresten van de Hoge Raad in de zaken waarin door A-G Niessen op 17 juni 2021 conclusie is genomen.1

1.7.

Bij brief van 13 december 2021 heeft het Hof belanghebbende meegedeeld dat de Hoge Raad op 10 december 2021 arrest heeft gewezen in de zaak met nummer 20/02304 (hierna: het arrest van 10 december 2021) en belanghebbende in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief een reactie in te dienen op dat arrest en daarbij aan te geven welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden voor de onderhavige zaak.

1.8.

De gemachtigde van belanghebbende heeft het Hof telefonisch laten weten dat hij de brief van 13 december 2021 heeft ontvangen en dat de zaak zonder mondelinge behandeling kan worden afgedaan omdat het arrest van de Hoge Raad duidelijk is.

1.9.

Bij brief van 15 december 2021 heeft het Hof de reactie van belanghebbende doorgegeven aan de Inspecteur en de Inspecteur in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief een reactie in te dienen op het arrest van 10 december 2021 en de reactie daarop van belanghebbende.

1.10.

Bij brief van 7 januari 2022 heeft de Inspecteur van de gelegenheid gebruikt gemaakt, inhoudelijk gereageerd op het arrest van de Hoge Raad van 10 december 2021 en het Hof toestemming gegeven om te beslissen zonder nadere mondelinge behandeling.

1.11.

Bij brief van 17 januari 2022 is de reactie van de Inspecteur doorgezonden naar de gemachtigde van belanghebbende en verzocht of belanghebbende binnen twee weken kenbaar wil maken of belanghebbende ter zitting wil worden gehoord en dat het Hof ervan uitgaat dat, indien een reactie uitblijft, belanghebbende geen zitting wenst.

1.12.

De gemachtigde van belanghebbende heeft op 18 januari 2022 telefonisch aangegeven akkoord te gaan dat de zaak zonder mondelinge behandeling zal worden afgedaan.

1.13.

Bij brief van 11 februari 2022 heeft het Hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek wordt gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren [in] 1956, heeft over het jaar 2014 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.412. Daarbij heeft belanghebbende aftrek geclaimd voor specifieke zorgkosten, giften en scholingsuitgaven. Het bedrag van de in de aangifte afgetrokken specifieke zorgkosten, na aftrek van het daarvoor geldende drempelbedrag, bedraagt € 1.621.

2.2.

De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2014 overeenkomstig de aangifte vastgesteld met dagtekening 25 september 2015.

2.3.

De aangifte is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende. De gemachtigde was op dat moment werkzaam bij [naam1] (hierna: [naam1] ).

2.4.

De aangiften van [naam1] zijn begin 2015 door de Inspecteur aan een analyse onderworpen om te kijken of sprake is van een verhoogd risico op afwijkingen in het aangiftegedrag. Dit leidde in april 2015 tot de conclusie dat er een verhoogd risico was. Als gevolg hiervan is een steekproef gedaan en zijn op 30 juni 2015 in 173 zaken vragenbrieven verzonden. Naar aanleiding van de resultaten van deze vragenbrieven is geconcludeerd dat het onderzoek moest worden uitgebreid en zijn begin 2016 alle digitaal ingediende aangiften van [naam1] , waarbij de aftrekposten boven een bepaald bedrag uitkwamen, onderzocht. In dit onderzoek is geconcludeerd dat de door [naam1] ingediende aangiften moeten worden onderzocht, waarbij de ondergrens van het bedrag aan aftrekposten is verlaagd.

2.5.

Als gevolg van het onderzoek naar [naam1] heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 14 maart 2017 vragen gesteld.

2.6.

Bij brief van 14 juli 2017 heeft belanghebbende gereageerd en verwezen naar onder andere de bijgevoegde door de huisarts ondertekende verklaring over een cholesterolverlagend dieet. Deze verklaring van [naam2] , van Huisartsen [naam3] van 27 juni 2017 vermeldt het volgende:

“(…)

Probleem/ vraagstelling:

Hierbij verklaar ik dat patiënte bekend is met een CVA in het verleden. Bij de behandeling hoort het advies een cholesterolverlagend dieet te volgen.

(…)”

2.7.

Bij brief van 9 oktober 2017 heeft de Inspecteur het voornemen tot het opleggen van een navorderingsaanslag IB/PVV 2014 kenbaar gemaakt. In die brief staat vermeld welke kosten wel en welke kosten niet worden geaccepteerd. De Inspecteur meldt onder meer dat hij geen informatie heeft ontvangen over dieetkosten.

2.8.

Bij e-mail van 27 oktober 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende gereageerd en de verklaring over het dieet van de huisarts nogmaals overgelegd.

2.9.

Bij brief van 3 november 2017 heeft de Inspecteur gereageerd en aangegeven welke posten alsnog worden geaccepteerd. Met betrekking tot de dieetverklaring heeft de Inspecteur opgemerkt dat die verklaring slechts een advies inhoudt en geen dieetbevestiging is.

2.10.

Vervolgens heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 opgelegd. De aftrek specifieke zorgkosten is door de Inspecteur, na aftrek van het drempelbedrag, vastgesteld op € 226.

2.11.

Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.

2.12.

Bij brief van 27 november 2018 heeft de Inspecteur zijn voornemen het bezwaar af te wijzen bekendgemaakt en belanghebbende in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. In die brief stelt de Inspecteur onder meer dat de verklaring van de huisarts een advies is en geen voorschrift en daarnaast niet duidelijk maakt vanaf welke datum dit is ingegaan.

2.13.

Op 4 februari 2019 heeft het hoorgesprek plaatsgevonden.

2.14.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 gehandhaafd.

2.15.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Rechtbank een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 500, een (proces)kostenvergoeding voor het bezwaar en beroep met wegingsfactor 1 en vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht aan belanghebbende toegekend.

2.16.

Belanghebbende heeft bij de Rechtbank op 28 november 2019 een “Dieetbevestiging 2018” en een “Dieetbevestiging 2012” overgelegd, beide ingevuld door huisarts [naam4] op 15 november 2019. De huisarts heeft daarbij aangegeven dat belanghebbende zich moet houden aan dieet nummer 23 (hypercholesterolemie, verzadigd vetbeperkt in combinatie met fyto/plantensterolenverrijkt) en dat het dieet ingaat op 1 januari 2012. Een einddatum heeft de huisarts voor dit dieet niet ingevuld.

3 Geschil

In geschil is of de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of in beroep en in hoger beroep alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn overgelegd, of vernietiging van de aanslag moet volgen in verband met project 1043, of terecht geen dieetkosten in aanmerking zijn genomen en of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding met een wegingsfactor van meer dan 1.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing