Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1785, 21/00689 t/m 21/00692
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1785, 21/00689 t/m 21/00692
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 maart 2022
- Datum publicatie
- 18 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:1785
- Zaaknummer
- 21/00689 t/m 21/00692
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Compromis ter zitting van de rechtbank. Proceskostenvergoeding maakt onderdeel uit van het gesloten compromis.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 21/00689, 21/00690, 21/00691 en 21/00692
uitspraakdatum: 8 maart 2022
Uitspraak van de zeventiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 mei 2021, zaaknummers LEE 20/1624, 20/2021, 20/2939 en 20/2940, in de gedingen tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en over de jaren 2013, 2014 en 2015 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016 gegrond verklaard en is de aanslag verminderd en de belastingrente dienovereenkomstig. Bij uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2013, 2014 en 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de (navorderings)aanslagen verminderd overeenkomstig het tussen partijen gesloten compromis, de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd, bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar, de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van immateriële schade tot een bedrag van € 500, de Inspecteur opgedragen tot vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.999,50.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord J. Sierts als de gemachtigde van belanghebbende en [naam1] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Partijen hebben ter zitting van de Rechtbank bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over hun geschilpunten.
In het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank is onder meer het volgende vermeld (waarbij Sierts optreedt als de gemachtigde):
“De rechter merkt op dat (…). De bewijslast ervan ligt bij eiser. Dat wil de rechter aan de gemachtigde van eiser meegeven bij zijn beoordeling. Hij (Hof: hiermee wordt Sierts bedoeld) kan er ook voor kiezen om er samen een klap op te geven. (…) Als hij toch in hoger beroep wil bij het Hof dan heeft het geen zin om er energie in te steken. Een oplossing gaat dan wel om het totaal, dus ook om de proceskostenvergoeding en de immateriële schadevergoeding.
(…)
De rechter vraagt of ze dit moet verwerken in een compromis-uitspraak.
(…)
De rechter loopt per jaar de aftrekbare kosten langs.
2016
(…)
2013
(..)
2014
(…)
2015
(…)
De rechter vraagt partijen of ze het eens zijn met de berekeningen.
Partijen bevestigen dat ze het ermee eens zijn.
De rechter merkt op dat het compromis nog moet worden afgehecht. Ze vraagt of partijen het eens zijn met de berekening van de proceskostenvergoeding en de immateriële schadevergoeding die eerder is besproken: dus € 1.999,50 proceskostenvergoeding en € 500 immateriële schadevergoeding.
Sierts: Ik laat dat altijd aan de rechtbank of het hof over.
(…)
De rechter vraagt of het akkoord is om een proceskostenvergoeding af te spreken van € 1.999,50, een immateriële schadevergoeding van € 500 en viermaal € 48 griffierecht.
Beide partijen gaan akkoord.
De rechter sluit het onderzoek en deelt mee dat de rechtbank het compromis gaat verwerken in een uitspraak.
(…)”.
De Rechtbank heeft het compromis opgenomen in de overwegingen van de uitspraak. Daarbij heeft zij de proceskostenvergoeding van € 1.999,50 als onderdeel van het compromis vermeld. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond geoordeeld en conform het compromis beslist.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is primair of de proceskosten deel uitmaken van het in beroep tussen partijen gesloten compromis, hetgeen belanghebbende bestrijdt en de Inspecteur verdedigt. Voor het geval de proceskosten geen onderdeel zijn van het compromis is in geschil of deze te laag zijn vastgesteld, hetgeen belanghebbende stelt en de Inspecteur weerspreekt.
Belanghebbende is van mening dat de proceskosten geen onderdeel zijn van het ter zitting van de Rechtbank gesloten compromis en dat de proceskosten op een te laag bedrag zijn berekend nu er geen sprake is van 4 samenhangende zaken in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Hij stelt zich op het standpunt dat de proceskosten deel uitmaken van het gesloten compromis en dat deze kosten juist zijn berekend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.