Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2518, 21/00246

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2518, 21/00246

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
8 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2518
Formele relaties
Zaaknummer
21/00246

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Afwaardering vorderingen toegestaan?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00246

uitspraakdatum: 29 maart 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 januari 2021, nummer AWB 19/602, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (hierna: de navorderingsaanslag). Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2022. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A. Laghmouchi. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is [beroep] en enig aandeelhouder van [naam3] B.V. (hierna: [naam3] ). [naam3] hield een 47,5%-deelneming in [naam4] B.V. (hierna: Holding). Holding hield onder meer een 100%-deelneming in [naam5] B.V. (hierna: [naam5] ).

2.2.

Belanghebbende heeft – onder meer – in het verweerschrift voor het Hof vermeld:

“1.19. In de periode van december 2010 tot circa 2013 begon de markt voor [naam5] flink te verbeteren omdat internationale farmaceutische bedrijven de resultaten van MRI-onderzoek moesten gaan gebruiken bij de klinische evaluatie van nieuwe geneesmiddelen. Dit leidde voor [naam5] tot aanzienlijke orders en in die periode werd per jaar gemiddeld circa € 100.000 nettowinst geboekt. Hiermee leek de waarde van [naam5] in de orde van ten minste € 1.000.000,- te liggen. In gesprekken met diverse investeerders en bedrijven die later volgden, werden zulke bedragen ook genoemd. Besprekingen met bekende Nederlandse bedrijven waren altijd onderhevig aan zogenoemde NDA's (non-disclosure agreements). De onderhandelingen in deze zaken werden meestal gevoerd door de heer [naam6] van [naam7] BV. Uit de gevoerde onderhandelingen blijkt dat de dochtermaatschappijen (waaronder

[naam5] ) een goede waardering hadden. Eventueel kunnen details over deze gesprekken kenbaar worden gemaakt. Belanghebbende biedt dan ook uitdrukkelijk bewijs aan in de vorm van schriftelijke verklaringen en getuigenbewijs. Zo kan verklaard worden over de geïnteresseerde bedrijven en welke investeringsbedragen voorgesteld werden.

(…).

1.21.

Wat wellicht in eerste aanleg onderbelicht is gebleven is het feit dat de minder positieve resultaten van [naam5] in de jaren 2008, 2009 en 2011 (een verlies van in totaal € 254.000) ruimschoots goed gemaakt werd in de jaren 2011 [Hof: 2010], 2012 en 2013 waarbij in totaal €615.000 winst werd gemaakt. Per saldo komt dat neer op een winst over de jaren 2008 t/m 2013 van in totaal €351.000.”

2.3.

Belanghebbende heeft op 24 juni 2013 de aangifte IB/PVV 2011 ingediend, waarin een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.150 is vermeld. In deze aangifte heeft belanghebbende als terbeschikkingstellingen zijn vorderingen op [naam3] (hierna: de vorderingen) vermeld en wel als volgt:

beginwaarde eindwaarde

a. rekening-courantvordering € 126.992 € 179.490

b. lening u/g I d.d. 3-3-2004 € 1.000 € 1.000

c. lening u/g II d.d. 22-11-2004 € 2.500 € 2.500

d. lening u/g III d.d. 20-12-2004 € 20.000 € 20.000

e. lening u/g IV d.d. 15-5-2005 € 30.000 € 30.000

f. lening u/g V d.d. 21-9-2009 € 5.000 € 5.000

g. voorziening dubieuze debiteuren € 30.000 -/- € 30.000 -/-

Totaal € 155.492 € 207.990

2.4.

De Inspecteur heeft op 23 augustus 2013 de aanslag IB/PVV 2011 conform de ingediende aangifte IB/PVV 2011 vastgesteld.

2.5.

Belanghebbende heeft een aantal lijfrente- en pensioenvoorzieningen getroffen. In verband hiermee hebben belanghebbende en de Inspecteur op 5 oktober 2016 een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) gesloten. In de VSO is onder andere het volgende vermeld:

“Betreft: de heer [belanghebbende] (BSN…) en “ [naam3] B.V.” (fiscaal nr. …): uitvoering en afwikkeling pensioen- en lijfrenteregelingen.

VASTSTELLINGSOVEREENKOMST

Geachte heer (…),

Op 9 augustus jl. bespraken de heer [belanghebbende] , bijgestaan door zijn pensioenadviseur (…) en namens de belastingdienst de heer (…), de fiscale consequenties van de diverse door de heer [belanghebbende] afgesloten, verzekerde en in eigen beheer gehouden, pensioen- en lijfrente-polissen en overeenkomsten. Wij kwamen hierbij het volgende overeen:

1 Polis [naam8]

(…). Uit het verzekerd kapitaal zal op 70-jarige leeftijd van de heer [belanghebbende] ( [geboortedatum] -2016) alsnog een direct ingaande levenslange uitkering worden aangekocht. (…).

2 Polis [naam8]

3 Polis [naam9]

4 Pensioen in eigen beheer.

5 Loonbelastingstamrecht, opgerente waarde op [geboortedatum] -2011 € 108.693.

6 Vaststellingsovereenkomst Partijen (…) verklaren zich bevoegd om deze vaststellingsovereenkomst aan te gaan en verklaren voorts in de gelegenheid te zijn geweest om zich voorafgaand aan de ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst (nader) te laten adviseren door juridisch deskundigen.”

3 Geschil en conclusies

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing