Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2579, 21/00313
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2579, 21/00313
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 5 april 2022
- Datum publicatie
- 15 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:2579
- Zaaknummer
- 21/00313
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Ontvankelijkheid bezwaar. Termijnoverschrijding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 21/00313
uitspraakdatum 5 april 2022
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden Nederland van 15 januari 2021, nummer UTR 20/295
in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2018 de waarde van de onroerende zaak [adres1] 1 in [woonplaats] voor het kalenderjaar 2018, naar waardepeildatum 1 januari 2017, vastgesteld op € 1.185.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voor het jaar 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting Eigenaar (OZB) en een aanslag Watersysteemheffing Gebouwd (WSH) vastgesteld.
De heffingsambtenaar heeft het tegen de beschikking en de aanslagen gerichte bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 3 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 15 januari 2021 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 5 maart 2021 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Daarvoor is een griffierecht betaald van € 134.
De heffingsambtenaar heeft op 4 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 10 maart 2022 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022. Namens belanghebbende is verschenen mr. D.A.N. Bartels. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam1] en [de taxateur] , taxateur.
2 Feiten
De onderhavige WOZ-beschikking is gedagtekend 28 februari 2018. De aanslagen OZB en WSH zijn gelijktijdig opgelegd.
Het tegen de beschikking en de aanslagen gerichte bezwaarschrift, gedagtekend 1 april 2019, is op 3 april 2019 door de heffingsambtenaar ontvangen.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij brief van 4 april 2019 in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken aan te geven waarom het bezwaar veel te laat is ingediend. Belanghebbende heeft niet op dit verzoek gereageerd.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft de heffingsambtenaar meegedeeld dat hij geen reden ziet de vastgestelde waarde ambtshalve te verlagen.
3 Geschil
In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.