Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2742, 21/00010
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2742, 21/00010
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 april 2022
- Datum publicatie
- 22 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:2742
- Zaaknummer
- 21/00010
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling jeugdzorginstelling.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 21/00010
uitspraakdatum: 12 april 2022
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting [belanghebbende1] te [vestigingsplaats1] (hierna: [belanghebbende1] )
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 23 november 2020, nummer AWB 19/6331, in het geding tussen [belanghebbende1] en
de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld (hierna: de heffingsambtenaar)
en
Vereniging [belanghebbende2] te [vestigingsplaats2] (hierna: [belanghebbende2] )
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van [belanghebbende1] bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 43 te [vestigingsplaats2] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 518.000.
Op het bezwaarschrift van [belanghebbende1] heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
[belanghebbende1] heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
[belanghebbende1] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft [belanghebbende2] bij brief van 10 augustus 2021 in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. [belanghebbende2] heeft bij brief van 1 september 2021 te kennen gegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
Het Hof heeft [belanghebbende2] bij brief van 12 oktober 2021 een afschrift van de gedingstukken toegezonden en haar in de gelegenheid gesteld binnen zes weken na die datum schriftelijk te reageren op de inhoud van die stukken. [belanghebbende2] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord A. van den Dool als de gemachtigde van [belanghebbende1] alsmede de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door [naam2] .
Namens [belanghebbende2] is niemand ter zitting verschenen, hoewel zij daartoe overeenkomstig de wet is uitgenodigd. De griffier van het Hof heeft immers [belanghebbende2] , in de persoon van [naam3] , bij aangetekend verzonden brief van 17 januari 2022, gericht aan het door [belanghebbende2] opgegeven adres “ [adres2] [vestigingsplaats2] ” uitgenodigd om ter zitting van het Hof van 16 maart 2022 om 13.30 uur te Arnhem te verschijnen. Blijkens tot het dossier behorende informatie van PostNL is deze brief op 18 januari 2022 om 18.10 uur op het adres [adres2] te [vestigingsplaats2] aangeboden en is voor ontvangst ervan een handtekening geplaatst.
2 Vaststaande feiten
[belanghebbende2] is eigenaar en [belanghebbende1] is gebruiker van de onroerende zaak, een gezinsvervangend tehuis dat op 1 januari 2018 (hierna: de waardepeildatum) 48 jaar oud is en in gebruik is als locatie voor uithuisgeplaatste kinderen en jongeren.
De heffingsambtenaar heeft de gecorrigeerde vervangingswaarde (hierna: GVW) van de onroerende zaak vastgesteld op € 518.000. Deze waarde heeft de heffingsambtenaar onderbouwd met een in zijn opdracht opgesteld taxatierapport van 27 november 2019 waarin de onroerende zaak is getaxeerd op € 525.000 (hierna: het taxatierapport). In dat rapport is onder meer gebruik gemaakt van de voor de waardepeildatum geldende Taxatiewijzer en kengetallen deel 9: Verzorging (hierna: de Taxatiewijzer). Samengevat weergegeven en daargelaten enkele afrondingsverschillen is de waarde in het taxatierapport als volgt opgebouwd:
Aan-deel |
Prijs per m² |
Opp. in m² |
Bruto vervangings- waarde ex. btw |
Levens- duur |
Rest-waarde |
Technische correctie |
Functionele correctie |
GVW ex. btw |
GVW inc. btw |
|
Grond |
- |
€ 150 |
1.157 |
€ 173.550 |
- |
- |
- |
- |
- |
€ 209.996 |
Extra grond |
- |
€ 50 |
1.076 |
€ 53.800 |
- |
- |
- |
- |
- |
€ 65.098 |
Ruwbouw |
42% |
€ 630 |
463 |
€ 291.690 |
58 |
30% |
57,93% |
15% |
€ 104.304 |
€ 126.208 |
Afbouw |
30% |
€ 450 |
463 |
€ 208.350 |
53 |
25% |
67,92% |
16,4% |
€ 55.869 |
€ 67.602 |
Installaties |
28% |
€ 420 |
463 |
€ 194.460 |
53 |
17% |
72,62% |
15% |
€ 45.257 |
€ 54.761 |
Totaal |
€ 523.664 |
[belanghebbende1] heeft deze vastgestelde waarde in bezwaar en beroep bestreden, evenwel tevergeefs. In beroep heeft [belanghebbende1] een op 20 september 2019 door [de taxateur] (taxateur) opgemaakt taxatierapport overgelegd, waarin de GVW van de onroerende zaak per 1 januari 2018 is bepaald op € 165.000. In dit taxatierapport is onder meer ervan uitgegaan dat de oppervlakte van de opstal 373 m2 beloopt.
3 Geschil
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum. [belanghebbende1] stelt zich op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 165.000. De heffingsambtenaar bepleit daarentegen bevestiging van de door hem vastgestelde waarde van € 518.000.