Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2746, 21/00393 en 21/00394

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2746, 21/00393 en 21/00394

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 april 2022
Datum publicatie
22 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2746
Formele relaties
Zaaknummer
21/00393 en 21/00394

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Compromis ter zitting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 21/00393 en 21/00394

uitspraakdatum: 12 april 2022

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 december 2020, nummers AWB 19/3578 en 19/3579, in het geding tussen belanghebbende en

Procesverloop

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep met betrekking tot de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 149.322, de betreffende beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.572 en de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht ad € 47 aan belanghebbende te vergoeden. De Rechtbank heeft het beroep met betrekking tot de aanslag ZVW voor het jaar 2016 ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2022 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en W.P. Meulblok, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur.

Na afloop van de zitting heeft het Hof onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Partijen zijn ter zitting van het Hof tot het volgende compromis gekomen:

- De waarde van het bedrijfsgedeelte dient te worden vastgesteld op € 225.000;

- Het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de aanslag IB/PVV 2016 respectievelijk het bijdrage-inkomen voor de aanslag ZVW 2016 wordt berekend op € 38.382;

- De proceskostenveroordeling voor het bezwaar en het beroep zoals toegekend door de Rechtbank en de beslissing van de Rechtbank over het te vergoeden griffierecht blijven in stand;

- Belanghebbende heeft recht op een proceskostenvergoeding voor het hoger beroep ten bedrage van € 1.518 alsmede op vergoeding van het griffierecht betaald bij het Hof ad € 134. Deze bedragen dienen te worden vergoed door de Inspecteur.

Beslissing

Het Hof:

– verklaart het hoger beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent de veroordeling van de Inspecteur in de vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten ter zake van het bezwaar en het beroep alsmede de veroordeling in vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht in verband met het beroep bij de Rechtbank,

– verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,

– vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.382,

– vermindert de aanslag ZVW voor het jaar 2016 tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 38.382,

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in verband met het hoger beroep tot een bedrag van € 1.518, en

– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het in verband met het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 134.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. T.H.J. Verhagen, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De beslissing is op 12 april 2022 in het openbaar uitgesproken.

De griffier is verhinderd

het proces-verbaal te ondertekenen, De voorzitter,

(G.B.A. Brummer)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 april 2022

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.