Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4043, 21/00053 en 21/00054
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4043, 21/00053 en 21/00054
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 mei 2022
- Datum publicatie
- 27 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:4043
- Zaaknummer
- 21/00053 en 21/00054
Inhoudsindicatie
OB. Vergrijpboetes. Compromis ter zitting.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 21/00053 en 21/00054
uitspraakdatum: 17 mei 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 3 december 2020, nummers LEE 18/3619 en 18/4014, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 maart 2012 tot en met 31 juli 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 42.912. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 5.056 en is een vergrijpboete opgelegd van € 21.161.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente in stand gelaten en de boete verminderd tot € 19.492.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 20.609. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 791 en is een vergrijpboete opgelegd van € 10.304.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente in stand gehouden en de boete verminderd tot € 6.197.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen vernietigd, de boete over de jaren 2012 tot en met 2015 in verband met overschrijding van de redelijke termijn verminderd tot € 18.517 en de boete over het jaar 2016 tot € 5.887 en bepaalt dat de uitspraak in zoverre in de plaats treeft van de vernietigde uitspraken op bezwaar.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] .
2 Geschil
In geschil is alleen of de vergrijpboetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
3 Beoordeling van het geschil
Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat:
- -
-
de boetes moeten worden verminderd met 10%,
- -
-
er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen, en
- -
-
de Inspecteur de helft van het in hoger beroep betaalde griffierecht zal vergoeden.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen en de boete 2012-2015 verminderen tot € 16.665 (90% x € 18.517) en de boete over het jaar 2016 verminderen tot € 5.298 (90% x € 5.887). Het griffierecht voor de fase van het hoger beroep bedroeg € 270, zodat de Inspecteur op basis van de gemaakte afspraken € 135 zal vergoeden.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.