Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4052, 21/00713
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4052, 21/00713
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 mei 2022
- Datum publicatie
- 27 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:4052
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2021:2456, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00713
Inhoudsindicatie
Wet tegemoetkomingen loondomein. Loonkostenvoordeel oudere werknemer.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 21/00713
uitspraakdatum: 17 mei 2022
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2021, nummer AWB 20/4606, in het geding tussen
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende) en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking van 25 juli 2019 is op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein aan belanghebbende voor het jaar 2018 een loonkostenvoordeel oudere werknemer toegekend van € 5.805 (hierna: de beschikking Wtl).
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 juli 2020 de beschikking Wtl gehandhaafd.
De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 12 mei 2021, nummer AWB 20/4606, ECLI:NL:RBGEL:2021:2456, het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de Inspecteur opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen en een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht toegekend van respectievelijk € 1.598 en € 354.
De Inspecteur heeft op 22 juni 2021 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft op 4 november 2021 een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 18 maart 2022 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2022. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] , werkzaam bij [naam2] B.V. te [plaats1] . Namens de Inspecteur is verschenen [naam3] . Van de zitting is een procesverbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Op 1 november 2017 is de heer [naam4] bij belanghebbende in dienst getreden. [naam4] is geboren [in] 1955, en had tot de datum van indiensttreding recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft met dagtekening 12 december 2017 ten name van [naam4] een zogenoemde ‘doelgroepverklaring ten behoeve van premiekorting oudere werknemer’ in de zin van artikel 47 Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) verstrekt.
Naar aanleiding van deze doelgroepverklaring heeft belanghebbende op 28 maart 2018 een correctiebericht voor de loonheffingen ingediend waarin de aangiften over de aangiftetijdvakken november en december 2017 zijn aangevuld door op de bedragen van die aangiften alsnog de betreffende premiekorting op grond van de Wfsv in mindering te brengen.
Belanghebbende heeft in de loonaangiften voor het jaar 2018 ter zake van [naam4] verzocht om een loonkostenvoordeel oudere werknemer.
Blijkens de voorlopige berekening van het UWV van 12 maart 2019 is ter zake van [naam4] geen loonkostenvoordeel oudere werknemer toegekend. Belanghebbende heeft naar aanleiding van deze berekening niet gereageerd.
Bij de beschikking Wtl van 25 juli 2019 heeft de Inspecteur voornoemd loonkostenvoordeel geweigerd.
In de bezwaarfase heeft belanghebbendes gemachtigde in een e-mailbericht van 24 februari 2020 het volgende aan de Inspecteur geschreven:
“Naar aanleiding van het hoorgesprek op 5 februari j.l. inzake de afwijzing van de LKV (Hof: loonkostenvoordeel) van dhr. [naam4] (…) doe ik u de volgende reactie toekomen.
Inmiddels hebben wij de vraag bij onze loonsoftware leverancier neergelegd en ze hebben de correctie-aangiften technisch bekeken. Hun reactie richting ons vindt u in de bijlage. Hieruit kan worden vastgesteld dat wij geen fouten hebben gemaakt ten aanzien van verkeerd gebruik van de software echter blijkt helaas om software-technische redenen dat er wel een collectief deel maar geen nominatief deel met een Ja vermelding is ingezonden in de digitale aangifte. Hierdoor is de premiekorting in 2017 overigens wel toegekend ten behoeve van deze werknemer en werkgever.
Echter door het ontbreken van deze indicatie in de correctie aangifte over 2017, ivm een technische fout in de software, zou echter ons inziens niet moeten leiden tot een afwijzing van de LKV in 2018.”
Als bijlage bij voornoemd e-mailbericht is gevoegd een e-mailbericht van [naam5] B.V. van 14 februari 2020, waarin het volgende aan belanghebbendes gemachtigde is geschreven:
“Wij hebben uw backup bekeken. Uit de correctie na afloop loonjaar blijkt inderdaad dat het ‘collectieve’ deel is gecorrigeerd en dat per abuis geen ‘nominatief’ deel van de werknemer is gecorrigeerd. Dit kunt u zien bij het overzicht aangifte loonheffingen.
Wanneer een nominatief deel van de werknemer gecorrigeerd wordt, dan is deze correctie meteen zichtbaar tijdens het draaien van de correctie en daarna nog in het overzicht aangifte loonheffingen. (…)
Helaas komt de situatie nu pas aan het licht, na het verstrijken van de termijn om dit gegeven te kunnen corrigeren. Vanuit Belastingdienst en of UWV is blijkbaar niet gecommuniceerd welke LKV gegevens er bekend zijn bij dit bedrijf over 2017 voor het fotomoment in mei 2018? Over de gegevens van het loonjaar 2018 is dit namelijk wel het geval, zodat er voor de werkgever nog een mogelijkheid is om gegevens te corrigeren voor het fotomoment.”
Ter zitting van de Rechtbank heeft [naam6] van [naam5] B.V. onder meer het volgende verklaard:
“Ik constateer dat er iets over het hoofd gezien is. Er is aangegeven dat er een vinkje moest worden gezet, dat hebben wij niet gedaan, dat zit echt in de software. [Belanghebbendes gemachtigde] heeft niets fout gedaan. Volgens mij is het duidelijk hoe de procedure is verlopen. De werknemer valt in de doelgroep en de werkgever valt onder de strekking van de wet. (…) De werkgever is volledig te goeder trouw en heeft alles zo goed mogelijk ingestuurd, toch krijgt hij na twaalf maanden te horen dat de aangifte niet goed was en er geen mogelijkheid is tot correctie. (…) Foutloos werken met complexe wetgeving is niet mogelijk. Fouten zullen er altijd blijven en wij zullen die met elkaar moeten oplossen. Het kan niet zo zijn dat dit enige vinkje leidt tot het niet ontvangen van zo'n groot bedrag. Wij benadrukken dat een foutcorrectie onmogelijk is gemaakt.”
De Rechtbank heeft overwogen dat met de inwerkingtreding van de Wet tegemoetkomingen loondomein (hierna: Wtl) per 1 januari 2018 de premiekorting voor oudere werknemers op grond van de Wfsv is komen te vervallen, dat met ingang van die datum werkgevers op grond van de Wtl aanspraak kunnen maken op loonkostenvoordeel oudere werknemers, dat in artikel 6.2 Wtl een overgangsregeling is getroffen voor de werknemers waarvoor in 2017 al gebruik is gemaakt van de premiekorting, dat belanghebbende ter zake van [naam4] aan alle voorwaarden van de overgangsregeling heeft voldaan behalve dan dat in het correctiebericht van 28 maart 2018 de indicatie voor premiekorting niet is opgenomen, dat deze omissie niet aan belanghebbende is te wijten maar aan een probleem in het loonsoftwareprogramma, dat deze omissie op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht moet kunnen worden hersteld, dat de Inspecteur aan belanghebbende die gelegenheid niet heeft gegeven, en dat dit reden is voor vernietiging van de uitspraak op bezwaar.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur terecht ter zake van [naam4] een loonkostenvoordeel oudere werknemer heeft geweigerd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
De Inspecteur betoogt dat de indicatie voor premiekorting ouderen voor [naam4] niet was aangegeven in de loonaangifte december 2017, dat dit door belanghebbende niet was aangevuld in het correctiebericht van 28 maart 2018, dat daarom niet aan de voorwaarden voor een loonkostenvoordeel in de zin van de overgangsregeling van artikel 6.2 Wtl is voldaan en dat dit ook niet meer kan worden hersteld, zodat terecht een loonkostenvoordeel ter zake van [naam4] is geweigerd.
Volgens belanghebbende heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat de omissie omtrent de indicatie voor premiekorting zich voor herstel leent. Gelet daarop had de Inspecteur het verzoek om loonkostenvoordeel ter zake van [naam4] niet mogen afwijzen uitsluitend op grond van deze omissie, zodat dat loonkostenvoordeel voor het jaar 2018 moet worden toegekend. Steun voor dit betoog ontleent belanghebbende aan de uitspraak van Hof Amsterdam van 30 november 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4304, waarin in een soortgelijk geval is geoordeeld dat herstel mogelijk moet zijn ter afwending van de verstrekkende gevolgen voor de werkgever en dat een andere uitkomst in strijd zou komen met het rechtsbeginsel van evenredigheid.
Partijen zijn eensluidend van mening dat het toegekende loonkostenvoordeel met 1.664 uren x € 3,05, ofwel € 5.076 moet worden verhoogd als belanghebbende in het gelijk wordt gesteld.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot verhoging van het toegekende loonkostenvoordeel voor het jaar 2018 tot een bedrag van € 10.881. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van zijn uitspraak op bezwaar.