Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4247, 20/01097 en 20/01110
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4247, 20/01097 en 20/01110
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 mei 2022
- Datum publicatie
- 3 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:4247
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:3838, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1479
- Zaaknummer
- 20/01097 en 20/01110
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Herwaardering grond. Boekwinst. Landbouwvrijstelling.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 20/01097 en 20/01110
uitspraakdatum: 24 mei 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende) en
het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 november 2020, nummer LEE 18/2893,
in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.281.704 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 170.621. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 53.692.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de bestreden aanslag IB/PVV verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.190.266 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 153.133. De beschikking belastingrente is verminderd tot een bedrag van € 15.190.
Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 5 november 2020 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd behoudens wat betreft de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.637.287 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 153.133, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Partijen hebben in de respectieve zaken verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2022 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord J.L.J. Jansen als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] en [naam3] .
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting twee pleitnota’s toegestuurd aan het Hof en belanghebbende, welke geacht worden te zijn voorgelezen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert samen met zijn echtgenote een agrarische onderneming.
Met ingang van 15 oktober 2009 is belanghebbende samen met zijn zoon [naam4] , [naam5] en [naam6] een vennootschap onder firma aangegaan onder de naam v.o.f. [naam7] (hierna: de vennootschap).
Op 15 oktober 2009 heeft belanghebbende samen met [naam5] 204.77.11 hectare grond (hierna: de grond) in volle eigendom verkregen van [naam8] B.V. en Stichting [naam9] (hierna samen: de verkopers). De aankoopprijs bedroeg € 4.635.758, ofwel € 22.638 per hectare. De grond is economisch ingebracht in de vennootschap.
De verkopers van de grond hadden de grond zelf gekocht om bomen, Robinia's, op te planten, deze na minimaal twintig jaar te rooien en om (een deel van) de opbrengst uit te betalen aan hun beleggers. In dat kader hadden zij aan (destijds) het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor (ten minste) 168 hectare vrijstelling gevraagd en gekregen van de herplantplicht op grond van de Boswet.
[naam10] B.V. en [naam11] hebben met de vennootschap een “overeenkomst vellen accacia's” gesloten, gedateerd 16 november 2009. In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
“Bovengenoemde aannemers en opdrachtgevers verklaren hierbij als volgt te zijn overeengekomen:
Het vellen van ca. 158 ha. Robinia pseudoaccacia opstand op diverse percelen in totaal ter grootte van 203 ha. verspreid gelegen in de provincies Groningen en Overijssel conform bijlage. De werkzaamheden bestaan uit het vellen van de bomen tot juist boven maaiveldshoogte en de afvoer van de opstaande bovengrondse delen.”.
Blijkens een notariële akte van 9 maart 2010 hebben belanghebbende en [naam5] op 1 maart 2010 de gronden verkocht aan [naam12] , de zoon van belanghebbende, en [naam6] , de echtgenote van [naam5] , voor 3/4 respectievelijk 1/4 van het onverdeelde aandeel daarin voor een koopsom gelijk aan de hiervoor – onder 2.3 – bedoelde aankoopprijs.
In 2009 en 2010 zijn de hiervoor - onder 2.4 - genoemde bomen gerooid, waarna de grond is diep gewoeld. Daaropvolgend is de grond de eerste jaren ingezaaid met klaver, gras en luzerne. Nadat de wortels van de bomen waren weggerot, was de grond vervolgens geschikt geworden voor de teelt van andere landbouwgewassen, zoals aardappelen, bieten en mais.
In 2012 zijn de vennoten overgegaan tot schriftelijke vastlegging van de vennootschapsovereenkomst. Op dat moment is ook de echtgenote van belanghebbende, [naam13] , toegetreden als vennoot. In de vennootschapsovereenkomst staat onder meer het volgende:
“De ondergetekenden:
1a. [belanghebbende] (... )
b. [naam13] (...)
c. [naam12] (...)
2.a. [naam5] (...)
b. [naam6] (...)
(…)
Artikel 3
Gerechtigdheid
(…)
Vennoot 1 is voor 3/4e deel en vennoot 2 is voor 1/4e deel gerechtigd in de bezittingen en schulden van de vennootschap.
(…)
Artikel 4
Creditering en inbreng tijdens de vennootschap
(…)
3. Wegens de wijziging van de eindwinstverdeling wensen de vennoten tevens over te gaan tot vrijwillige herwaardering van hun aandeel in de landbouwcultuurgronden naar de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB) zijnde het deel dat op grond van artikel 3.12 Wet Inkomstenbelasting 2001 (Landbouwvrijstelling) vrijgesteld is van de heffing van inkomstenbelasting. Dit aandeel bedraagt voor de vennoot sub 1a 33,75% van de aanwezige landbouwcultuurgronden, voor de vennoot sub 1c 7,5% (... ) van de aanwezige landbouwcultuurgronden, voor de vennoot sub 2a 12,5% van de aanwezige landbouwcultuurgronden en voor de vennoot sub 2b 12,5% van de aanwezige landbouwcultuurgronden.
(…)
Artikel 11
Verdeling winst en verlies
De winst of het verlies van de vennootschap wordt door de vennoten in de volgende verhouding genoten respectievelijk gedragen.
De vennoot sub 1 voor 3/4e deel
De vennoot sub 2 voor 1/4e deel
(…)
Artikel 28
Fiscale glijclausule
Indien naderhand komt vast te staan, hetzij door een onherroepelijke uitspraak van de rechter, hetzij doordat wordt ingestemd met een afwijkende vaststelling door de fiscale autoriteiten, dat het gedeelte van de stille reserves in de landbouwcultuurgronden dat bij winstrealisatie op het tijdstip van de wijziging zou zijn vrijgesteld op de voet van artikel 3.12 van de Wet Inkomstenbelasting 2001, en/of de waarde in het economische verkeer van de ingebrachte zaken en/of rechten op een hoger of lager bedrag dient te worden vastgesteld dan waar partijen van zijn uitgegaan, wordt de waarde casu quo het bedrag van de voorbehouden stille reserves van rechtswege met terugwerkende kracht dienovereenkomstig gewijzigd.”.
In 2012 is de grond, met uitzondering van één hectare met daarop bos, binnen de vennootschap geherwaardeerd naar de op dat moment geldende waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming (hierna: wevab). De waarde van dat deel van de grond is daarbij vastgesteld op € 8.159.641. De boekwinst voor belanghebbende als gevolg van deze herwaardering bedroeg € 2.378.824.
Namens de Inspecteur heeft [naam14] (hierna: [naam14] ), werkzaam voor de Belastingdienst/kantoor Zwolle, op 1 december 2016 een taxatierapport opgemaakt waarin hij de wevab van de grond zowel op 15 oktober 2009 als op 9 maart 2010 heeft getaxeerd op € 7.229.000. In het aan deze taxatie voorafgaande door de Inspecteur gedane verzoek om een taxatieverslag van 11 april 2016 is onder meer vermeld:
“Volgens een akte van 15-10-2009 kopen [belanghebbende] en [naam5] voor € 4.635.758, 204.77.11 ha land, van [naam8] BV. Volgens een akte van 09-03-2010 verkopen [belanghebbende] en [naam5] dit land voor dezelfde prijs aan [naam12] en [naam6] . De hierboven vermelde personen drijven samen een onderneming onder de naam Vof [naam7] . Op de gekochte landerijen stonden robinia bomen. Door de kopers zijn de gekochte landerijen weer geschikt gemaakt voor de landbouw. De waardesprong die gemaakt wordt door de landerijen geschikt te maken voor de landbouw kan niet onder de landbouwvrijstelling vallen. (…)”.
In 2013 heeft de vennootschap 59.54.60 hectare van de grond in eigendom overgedragen aan derden. Daarmee heeft de vennootschap een winst gerealiseerd van € 624.593.
Belanghebbende heeft zijn belastingaangifte IB/PVV 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.890 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 153.113. In deze aangifte heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op de landbouwvrijstelling tot een bedrag van € 2.410.752. Hiervan had een bedrag van € 2.378.824 betrekking op de hiervoor - onder 2.9 - bedoelde herwaardering van de grond.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is primair of de landbouwvrijstelling van toepassing is op de boekwinst die is gerealiseerd door de herwaardering van de grond.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de bestreden aanslag overeenkomstig de ingediende aangifte en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden beschikking belastingrente.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.