Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4249, 21/00195

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4249, 21/00195

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 mei 2022
Datum publicatie
3 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4249
Zaaknummer
21/00195

Inhoudsindicatie

OZB. Tariefstelling.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00195

uitspraakdatum: 24 mei 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 januari 2021, nummer AWB 18/6665, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 115 te [plaats1] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 140.000. Tegelijk met deze beschikking is een aanslag onroerendezaakbelasting, eigenaarsgedeelte (OZBE) van € 1.264,06 en een aanslag rioolheffing eigenaarsgedeelte van € 113,68 opgelegd aan belanghebbende.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede R. Toren namens de heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een niet-woning.

2.2.

In de gemeente Nijmegen heeft met ingang van 2015 een lastenverschuiving plaatsgevonden. In dat kader is voor woningen – in de periode 2015 tot en met 2017 – stapsgewijs het vaste deel van de afvalstoffenheffing afgeschaft, waartegenover de OZB-tarieven voor de eigenaren van woningen zijn verhoogd. Voor niet-woningen is besloten de lasten te verschuiven van gebruikers naar eigenaren. Met dit laatste is onder meer beoogd de lasten van huurders te verlagen en leegstand tegen te gaan.

2.3.

In verband met het bovenstaande zijn de tarieven voor de OZBE (ex artikel 220, aanhef, en onder b, van de Gemeentewet) verhoogd en de tarieven voor de onroerende-zaakbelasting gebruikers (ex artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet) met ingang van het belastingjaar 2016 verlaagd tot 0,2466% (2016) en 0,1228% (2017). Het percentuele tarief van de OZBE voor niet-woningen bedroeg in 2014 en 2015 nog 0,4340%, respectievelijk 0,4504%, tegenover 0,5947% in 2016 en 0,7282% in 2017. Een en ander is vastgelegd in de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016 (hierna: de Verordening 2016) en de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2017 (hierna: de Verordening 2017). De Verordening 2016 is gepubliceerd in het Gemeenteblad op 21 december 2015 en de Verordening 2017 is gepubliceerd in het Gemeenteblad op 27 december 2016. In 2018 is de onroerende-zaakbelasting gebruikers geheel afgeschaft. In 2018 bedroeg het tarief OZBE 0,9119%.

2.4.

In het voorstel van burgemeester en wethouders van Nijmegen van 28 november 2017, FA20, Nr. 17.00083471 is onder meer het volgende opgenomen:

Argumenten

In het coalitie-akkoord 2014-2018 zijn voor de gemeentelijke belastingen voor de komende jaren keuzes gemaakt die op twee uitgangspunten zijn gebaseerd, namelijk de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten en de gebruiker betaalt. Geleidelijk aan verschuiven we de lasten van gebruikers naar eigenaren van woningen en bedrijfspanden en dat doen we door:

• de Afvalstoffenheffing vanaf 2015 in drie jaar af te schaffen en te verschuiven naar de OZB voor woningen;

• de OZB voor gebruikers van niet-woningen vanaf 2016 in drie jaar af te schaffen en te verschuiven naar de OZB voor eigenaren van niet-woningen;

• de maximale WOZ waarde waarover Rioolheffing wordt berekend (aftoppingsgrens) geleidelijk te verhogen naar 10 miljoen;

• de prijs van de groene huisvuilzak te handhaven op € 0,93 per huisvuilzak en de prijs van de rode zak te handhaven op € 0,62.

(…)

2. Reinigingsheffingen

Onder de Reinigingsheffingen vallen de Afvalstoffenheffing en het Reinigingsrecht.

2a. Afvalstoffenheffing

Vanaf 2017 betalen gebruikers alleen nog afvalstoffenheffing via de groene of rode huisvuilzak of via een naheffing op basis van het aantal keren dat een ondergrondse restafvalcontainer is gebruikt. Op deze manier wordt het principe “de vervuiler betaalt” gerealiseerd. Vanaf 2017 is de verschuivingsmaatregel vanuit het coalitieakkoord waarin de afvalstoffenheffing wordt afgeschaft en volledig wordt ondergebracht in de OZB voor woningen, volledig verwerkt. In het coalitieakkoord is tevens afgesproken de prijzen voor de groene en rode afvalzak niet te verhogen.

De Afvalstoffenheffing (huisvuilzakken) heeft hierdoor een kostendekkendheid van 15% bereikt.”

2.5.

In het coalitieakkoord 2014-2018, Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend is onder meer het volgende opgenomen:

“(…)

Aanpak van leegstand met gerichte acquisitie en een visie op krimp

De benutting van het winkeloppervlak staat onder druk, naar verwachting neemt de leegstand in de komende jaren toe. Om leegstand te bestrijden en verloedering tegen te gaan zetten we in op acquisitie van nieuwe concepten en een ruimer vestigingsklimaat voor starters. Ook het verschuiven van de OZB voor huurders naar eigenaren van winkelpanden zal helpen om leegstand te bestrijden.

(…)”

3 Geschil en standpunten van partijen

3.1.

In geschil is de aanslag OZBE.

3.2.

Belanghebbende stelt dat de aanslag OZBE vernietigd moet worden omdat – in strijd met artikel 219, lid 2 Gemeentewet – draagkrachtmotieven ten grondslag hebben gelegen aan de vaststelling van de Verordening onroerendezaakbelasting 2018 (hierna: de Verordening). Verder voert belanghebbende aan dat niet inzichtelijk is wat het aandeel van de afvalstoffenhefing is in de OZBE zodat het feitelijk onmogelijk wordt gemaakt om te controleren of de opbrengst van de afvalstoffenheffing niet uitgaat boven de kosten van het beheer van huishoudelijke afvalstoffen.

3.3.

De WOZ-waarde en de aanslag rioolheffing zijn niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing