Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4333, 21/00011
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4333, 21/00011
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 mei 2022
- Datum publicatie
- 10 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:4333
- Zaaknummer
- 21/00011
Inhoudsindicatie
Wet Woz. In de bezwaarfase geldt een toezendplicht op verzoek.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 21/00011
uitspraakdatum: 31 mei 2022
Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 november 2020, nummer AWB 19/7051, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Buren (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 21 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2019 vastgesteld op € 570.000.
Het tegen die beschikking gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende A. van den Dool als zijn gemachtigde en namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door taxateur [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2018 bij beschikking vastgesteld op € 570.000.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen die beschikking. De heffingsambtenaar heeft op verzoek van belanghebbende het taxatieverslag toegezonden. Naar aanleiding van het taxatieverslag heeft belanghebbende het bezwaar nader onderbouwd. Hij heeft de heffingsambtenaar verzocht om overlegging van de grondstaffel als aan het bezwaar niet volledig tegemoet wordt gekomen. Ook heeft belanghebbende verzocht om verstrekking van de taxatiekaart met daarop vermeld de factoren betreffende kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen (hierna: KOUDV-factoren) van de onroerende zaak en de referentieobjecten. Voorts heeft hij verzocht om de waarde-opbouw van de onderdelen van de onroerende zaak en de referentieobjecten (hierna: de waarde-opbouw).
In een brief van 18 juni 2019 heeft de heffingsambtenaar onder meer aan belanghebbende geschreven hoe de grondstaffel van het waardegebied van de onroerende zaak is opgebouwd, namelijk:
Oppervlakte in m² |
Prijs per m² |
0-800 |
€ 210 |
801-1150 |
€ 70 |
1151-1500 |
€ 25 |
1501 en meer |
€ 4 |
Op 14 oktober 2019 heeft een telefonisch hoorgesprek plaatsgevonden. Met dagtekening 15 oktober 2019 is daarvan een hoorverslag naar belanghebbende verzonden.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar op 28 oktober 2019 ongegrond verklaard.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en verder dat de heffingsambtenaar in beroep alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft verstrekt zodat belanghebbende deze gegevens heeft kunnen betwisten. Het ontbreken van (een deel van) deze gegevens in de bezwaarfase heeft de Rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gepasseerd. Het beroep is ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de door belanghebbende gevraagde gegevens in de bezwaarfase had moeten toezenden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot veroordeling van de heffingsambtenaar in vergoeding van zijn proceskosten voor het beroep en hoger beroep. De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag ontkennend.
De juistheid van de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van de onroerende zaak is in hoger beroep niet meer in geschil.