Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4692, 21/00557
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4692, 21/00557
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 juni 2022
- Datum publicatie
- 17 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:4692
- Zaaknummer
- 21/00557
Inhoudsindicatie
Waardevaststelling parkeergarage.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 21/00557
uitspraakdatum: 7 juni 2022
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 maart 2021, nummer AWB 19/823, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres1] 52-1 (parkeergarage) te [plaats1] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2018, naar waardepeildatum 1 januari 2017, vastgesteld op € 4.468.000. Tegelijk met deze beschikking is voor het jaar 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2018 de vastgestelde waarde en de aanslag OZB gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 30 maart 2021 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 9 mei 2021 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft op 4 augustus 2021 de gronden ingediend.
De heffingsambtenaar heeft op 23 november 2021 een verweerschrift bij het Hof ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022 te Arnhem. De voorzitter heeft per videoverbinding deelgenomen. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] van [naam2] B.V. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam3] en [naam4] . Belanghebbende heeft ter zitting met instemming van de heffingsambtenaar een tekening van de dwarsdoorsnede van de parkeergarage en het bovenliggende kantoorgebouw, ingebracht.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een in 2006 gebouwde parkeergarage. Op de begane grond en de eerste verdieping bevinden zich 587 parkeerplaatsen. Op de begane grond bevindt zich ook nog een beheerdersruimte. Boven een deel van de parkeergarage bevindt zich een kantoorgebouw van zeventien verdiepingen. Het kantoorgebouw behoort niet tot de onroerende zaak.
Belanghebbende heeft in oktober 2017 het kantoorgebouw en de parkeergarage tezamen gekocht voor € 34.350.000. Ten tijde van deze aankoop stond 35,67% van de verhuurbare kantoorruimten leeg. In de daaropvolgende jaren 2018 tot en met 2021 heeft de leegstand respectievelijk 35,67%, 12,69%, 5,91% en 6,15% bedragen.
De WOZ-waarde van de parkeergarage is per 1 januari 2017 vastgesteld op € 4.468.000. De WOZ-waarden van de objecten in het kantoorgebouw zijn per die datum vastgesteld op in totaal € 29.699.000.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat de objectafbakening niet in geschil is.
Belanghebbende staat in hoger beroep een waarde voor van € 3.859.000. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 4.468.000.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.