Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4693, 21/00565

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4693, 21/00565

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 juni 2022
Datum publicatie
13 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4693
Formele relaties
Zaaknummer
21/00565

Inhoudsindicatie

OZB. Rechtmatigheid verordening.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00565

uitspraakdatum: 7 juni 2022

Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2021, nummer UTR 20/3783, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van het object [adres1] 90 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 387.000. Daarbij is tevens een aanslag in de Onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) Eigenaar vastgesteld van € 315,79 (0,0816% van € 387.000).

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde en de aanslag OZB gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur] , taxateur.

2 Vaststaande feiten

De woning is een in 1974 gebouwde hoekwoning met dakopbouw van ongeveer 9 m³, een inpandige garage en een berging. De woning heeft een inhoud van ongeveer 421 m³ en ligt op een kavel van 223 m².

3 Geschil

Belanghebbende heeft ter zitting het geschil beperkt tot de vraag of de gemeentelijke Verordening Onroerende zaakbelastingen 2020 (hierna: de Verordening) verbindend is. Hij heeft daartoe gesteld dat de stijgende huizenprijzen leiden tot een willekeurige en onredelijke heffing van OZB die de (formele) wetgever niet op het oog kan hebben gehad.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing