Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5408, 21/00259

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5408, 21/00259

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 juni 2022
Datum publicatie
8 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5408
Formele relaties
Zaaknummer
21/00259

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00259

uitspraakdatum: 28 juni 2022

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 15 januari 2021, nummer UTR 20/1655, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 12 te [woonplaats1] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 644.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] , namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur] , taxateur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De onroerende zaak is een vrijstaande woning uit 2016 met een berging van ongeveer 9 m2 en een garage van ongeveer 17 m2. Het perceel is 313 m2 en de gebruiksoppervlakte van de onroerende zaak is 174 m2.

3 Geschil

3.1

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2018. Hierbij is meer specifiek in geschil of artikel 40 Wet WOZ is geschonden en of het gelijkheidsbeginsel is geschonden.

3.2

Belanghebbende bepleit een waarde van € 589.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag OZB 2019. In het kader van schending van artikel 40 Wet WOZ bepleit belanghebbende vergoeding van de proceskosten.

3.3

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de waarde van € 644.000 niet te hoog is vastgesteld en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing