Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5847, 21/01038

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5847, 21/01038

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 juli 2022
Datum publicatie
15 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5847
Zaaknummer
21/01038

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer ARN 21/01038

uitspraakdatum: 5 juli 2022

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 juli 2021, nummer UTR 20/4600, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeente & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 29 te [woonplaats1] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 491.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) 2020 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 342,23.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 24 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A. Bakker, alsmede namens de heffingsambenaar [naam1] en taxateur [de taxateur] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een twee-onder-een-kapwoning met een gebruiksoppervlak van ongeveer 124 m2 en een kavel van 279 m2.

2.2.

Op 20 mei 2022 heeft de heffingsambtenaar aan de gemachtigde van belanghebbende een e-mail gestuurd waarin het volgende is opgenomen:

“Bij de voorbereiding op de zitting heeft de taxateur naar aanleiding van de door u op 16 mei ingediende nadere stukken geconstateerd dat de vastgestelde waarde niet langer verdedigbaar is. Gezien hetgeen in de stukken over bovengenoemde zaken naar voren is gekomen is de taxateur tot de conclusie gekomen dat rekening houdend met de juiste objectkenmerken de waarde verlaagd moet worden van € 491.000 naar € 450.000.”

Tevens stelt de heffingsambtenaar voor aan belanghebbende conform het Besluit proceskosten bestuursrecht de kosten voor het bezwaar en beroep te vergoeden alsmede het door belanghebbende voor beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te restitueren. Bij de e-mail is een taxatiematrix gevoegd waarin de waarde is getaxeerd op € 450.000.

3 Geschil

In geschil is de waarde van de onroerende zaak. De heffingsambtenaar heeft in de email van 20 mei 2022 het standpunt ingenomen dat de waarde moet worden verlaagd van € 491.000 naar € 450.000. Omdat de gemachtigde van belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat belanghebbende zich met de nu door de heffingsambtenaar voorgestane waarde evenmin kan verenigen, beoordeelt het Hof of de door de heffingsambtenaar verderdedigde waarde van € 450.000 niet te hoog is. In hoger beroep is ter zitting gebleken dat het geschil zich beperkt tot de vraag of de heffingambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de onroerende zaak voldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de onroerende zaak.

4 Beoordeling van het geschil

6 Beslissing