Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5898, 21/00467 t/m 21/00469
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5898, 21/00467 t/m 21/00469
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 juli 2022
- Datum publicatie
- 22 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:5898
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2021:1349, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00467 t/m 21/00469
Inhoudsindicatie
OB. Naheffing. Vergrijpboeten wegens het niet voldoen aan de meldingsplicht. Opzet dan wel grove schuld?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 21/00467, 21/00468 en 21/00469
uitspraakdatum: 12 juli 2022
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] V.O.F. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 maart 2021, nummer AWB 19/2605, AWB 19/2606 en AWB 19/2607, ECLI:NL:RBGEL:2021:1349, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn bij afzonderlijke beschikkingen over de tijdvakken 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 vergrijpboeten opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de boetebeschikkingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de vergrijpboeten verminderd tot € 12.785 voor 2014, € 21.441 voor 2015 en € 7.597 voor 2016, de Inspecteur veroordeeld de proceskosten te vergoeden en bepaald dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] en [naam2] , namens belanghebbende en mr. M. van Leeuwen, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam3] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam4] en [naam5] . Ter zitting zijn gelijktijdig maar niet gevoegd de zaken met de nummers BK-ARN 21/00121, BK-ARN 21/00122 en BKARN 21/00123 behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende drijft in [vestigingsplaats] een groothandel in hout en plaatmaterialen met een jaarlijkse omzet tussen 1,2 en 2,2 miljoen euro. Haar vennoten zijn [naam1] (hierna: [naam1] ) en [naam2] (hierna: [naam2] ).
In de “Controle opdracht signaal balansschulden” staat vermeld dat de Belastingdienst belanghebbende heeft geselecteerd voor het landelijke project balansschulden, omdat belanghebbende een grote omzetbelastingschuld per 31 december 2014 heeft. De Inspecteur heeft geconstateerd dat belanghebbende over het jaar 2014 een balansschuld omzetbelasting van € 133.939 heeft. Op 30 augustus 2017 heeft hij een bedrijfsbezoek aan belanghebbende gebracht.
Op 31 augustus 2017 heeft de Inspecteur een brief aan de toenmalige adviseur van belanghebbende, [naam6] te [plaats1] (hierna: [naam6] ) gestuurd, waarin hij het volgende heeft opgemerkt:
“Vandaag heb ik telefonisch contact met u gezocht. Inzake de besproken cliënt (…) verzoek ik u mij de u ter beschikking staande gegevens vanaf belastingjaar 2012 tot heden te doen toekomen.
Dit betreft dan zowel de gegevens zoals u deze aangeleverd heeft gekregen, als uw eigen gegevens zoals aansluitingsberekeningen, door uw gemaakte overzichten, etc. Uitzondering hierop is fiscaal advies, hiervoor geldt het zogenaamde fair play beginsel, dit hoeft dan ook niet te worden verstrekt.
De wettelijke basis voor dit verzoek treft u aan in de artikelen 48 en 53 lid 1 letter a van de Algemene wet Inzake rijksbelastingen. In artikel 48 is tevens vermeld dat ik de betreffende belastingplichtige van mijn verzoek bij u op de hoogte stel, wat inmiddels ook is gedaan.”
De Inspecteur heeft van [naam6] een kopie van een e-mail ontvangen die [naam6] op 28 maart 2017 heeft gestuurd aan [naam2] en [naam1] . Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
“- Op basis van de (concept) jaargegevens over de boekjaren 2014 en 2015 bleek een trend in de vorm van sterk stijgende voorraad-, debiteuren- en crediteurenposities welke niet onderbouwd of verklaard konden worden. Daarnaast vertoonde de marge een wisselende trend wat tevens niet voldoende verklaard kon worden. Dit heeft teweeg gebracht dat jullie in een bezwaarprocedure met de Belastingdienst zijn gekomen en dat deze procedure niet afgerond is omdat de hieraan ten grondslag liggende financiële gegevens onjuist en onvolledig zijn. Ik ben niet in staat met de tot op heden aangeleverde data antwoord te geven op de vragen die gesteld zijn door de belastingdienst.
- Op basis van de (concept) jaargegevens over de boekjaren 2014 en 2015 is gebleken dat stelselmatig te lage aangiften omzetbelasting zijn gedaan. De door mij ingediende aangiften omzetbelasting ten name van de V.o.f. zijn daarbij steeds gebaseerd op telefonische informatie welke via een kort bericht zijn doorgegeven. Ik had daarbij niet de indruk dat (bewust) stelselmatig te lage bedragen werden doorgegeven. Consequentie hiervan is dat de omzetbelastingschuld per eind 2015 hoger is dan € 200.000 op basis van de aan mij ter beschikking gestelde gegevens.
- (…) in een gesprek op 7 december 2016 in [plaats2] hebben we bovenstaande problematiek (…) met elkaar besproken.
In de afgelopen periode heb ik een collega gevraagd mij bij te staan in bovenstaande problematiek. Op basis van de gegevens in mijn dossier (…) heb ik hem om advies gevraagd. Dit om tot een weloverwogen en onderbouwde keuze te komen of ik de verantwoordelijkheid kan en wil nemen om mijn diensten aan jullie aan te bieden. Er is met de beschikbaar gestelde data gepoogd een sluitende boekhouding te reconstrueren en dit is tot niet gelukt. De data blijkt niet consistent. Ik kan met het aangeleverde materiaal geen herziene IB aangifte doen. Daarnaast kan ik geen antwoord op de vragen stellen die de belastingdienst aan mij heeft gesteld.
Ik kan jullie dan ook alleen maar adviseren een opvolgend financieel dienstverlener te kiezen, Ik zal er alles aan doen om de gegevens en informatie die in mijn dossier aanwezig zijn over te dragen.”
Vanaf 13 september 2017 heeft de Inspecteur overleg gevoerd met de nieuwe adviseur van belanghebbende, [naam7] (hierna: [naam7] ) van [naam8] te [plaats2] . In de herziene jaarrekening 2016 van 16 oktober 2017 heeft [naam7] een bedrag aan per 31 december 2016 nog verschuldigde omzetbelasting van € 289.820 vermeld.
De Inspecteur heeft zijn bevindingen van het onderzoek neergelegd in een rapport (hierna: het rapport) van 13 juli 2018. In het rapport staat onder andere het volgende:
“2.4 Administratie
(…)
Bij een geslaagde offerte wordt een opdrachtbevestiging opgemaakt. Deze opdrachtbevestiging bevat een ordernummer welke belastingplichtige ook op de verkoopfacturen vermeldt.
Belastingplichtige maakte voorheen gebruik van het financiële pakket Woodsys, thans wordt gebruik gemaakt van het pakket Proteus. (…)
De adviseur verzorgt de jaarstukken. De heer [naam2] heeft tijdens het eerder gehouden bedrijfsgesprek meegedeeld dat hij de totalen voor de aangiften omzetbelasting per mail aan de adviseur heeft doorgegeven, die dan de aangifte omzetbelasting verzorgde. (…) Met ingang van het jaar 2017 wordt volgens mededeling van de heer [naam2] door belastingplichtige zelf aangifte omzetbelasting gedaan.
(…)
3 Omzetbelasting
Aansluitingsverschillen
Tijdens het onderzoek is naar voren gekomen dat er grote verschillen omzetbelasting zijn tussen hetgeen op aangifte is betaald en daadwerkelijk verschuldigd is.
Belastingplichtige is over de onderstaande jaren de volgende bedragen verschuldigd:
Jaar 2012 € 618 (verjaard)
Jaar 2013 € 712
Jaar 2014 € 71.032
Jaar 2015 € 119.119
Jaar 2016 € 84.095
(…)
Het onderzoek heeft zich beperkt tot de cijfermatige aansluiting van de BTW aangiften met de door de adviseur aangeleverde gegevens. De naheffingsaanslagen worden overeenkomstig bovenstaande opstelling opgelegd. (…)