Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5899, 21/00488

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5899, 21/00488

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 juli 2022
Datum publicatie
22 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5899
Zaaknummer
21/00488

Inhoudsindicatie

Reclamebelasting. Belastingplichtige. Uitleg verordening.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer: BK-ARN 21/00488

uitspraakdatum: 12 juli 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 maart 2021, nummer AWB 20/3173, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de periode van 1 juli 2019 tot 1 januari 2020 een aanslag reclamebelasting opgelegd ten bedrage van € 112,25.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 april 2020 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 10 maart 2021 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [naam1] , alsmede namens de heffingsambtenaar [naam2] , bijgestaan door [naam3] (hierna: [naam3] ). Van de zitting is een procesverbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [adres] 36-38 te [woonplaats] die is gelegen in het centrumgebied van [woonplaats] . Belanghebbende verhuurt de onroerende zaak. In de periode waarop de aanslag ziet werd een ruimte in de onroerende zaak verhuurd aan [naam4] voor een praktijk voor osteopathie en een ruimte aan [naam5] voor een yogastudio. Beide ruimtes delen onder andere het gebruik van een toiletblok.

2.2.

Ten behoeve van de osteopathiepraktijk was een bord aangebracht op de gevel van het pand, waarop stond “ [naam4] Praktijk voor Osteopathie". Ten behoeve van de yogastudio was op de gevel een bord aangebracht met veelkleurige en rondlopende letters " [naam5] ontspannen meditatie yoga muziek" en in de hoek van het raam stond vermeld " [naam5] Yoga". Alle borden waren zichtbaar vanaf de openbare weg.

2.3.

In een brief van de heffingsambtenaar aan belanghebbende van 17 april 2020 staat het volgende:

“In het kader van bovenstaand bezwaarschrift zijn wij voornemens om de aanslag Reclamebelasting Centrumgebied [woonplaats] ten aanzien van de [adres] 36 in [woonplaats] te handhaven. Hieronder leest u een korte uitleg waarom.

Korte motivatie

De WOZ/OZB-objectafbakening vindt in zijn algemeenheid plaats door het trekken van de kadastrale grenzen tussen de onderscheidenlijke kadastraal genothebbende rechtspersonen en vervolgens door het binnen die grenzen trekken van de grenzen van de zelfstandig bruikbare gebruikseenheden.

Zelfstandig bruikbaar zijn afsluitbare gedeelten die binnen de afsluiting zijn voorzien van de essentiële voorzieningen met het oog op het gebruik van dat gedeelte, zodat de gebruiker van dat gedeelte niet meer dan bijkomstig afhankelijk is van voorzieningen buiten dat gedeelte. Bij kantoorruimte bestaan de essentiële voorzieningen in ieder geval uit een toiletvoorziening, ofschoon er ook rechterlijke uitspraken zijn van ook het gerechtshof waaronder wij ressorteren die tevens een eenvoudige pantry vereisen.

Uit onderzoek ter plaatse is gebleken dat de [adres] 36 in [woonplaats] in zijn geheel een bedrijfsverzamelgebouw betreft. Volgens de jurisprudentie inzake de waardering van bedrijfsverzamelgebouwen moeten (kantoor)ruimtes voldoende zelfstandig zijn om te kunnen worden aangemerkt als zelfstandige WOZ-objecten. Volgens de jurisprudentie is een deel van een gebouw pas zelfstandig als het afsluitbaar is ten opzichte van de overige delen van het gebouw en beschikt over voorzieningen die nodig zijn om het zelfstandig te kunnen gebruiken. Volgens de medewerker van de buitendienst is daar geen sprake van.

Zodoende wordt de eigenaar aangemerkt als de gebruiker. De eigenaar kan op zijn/haar beurt wel de gebruikerslasten doorbelasten aan de individuele gebruikers. Dit geldt eveneens voor de reclamebelasting, welke ingevolge het voorgaande terecht aan uw cliënt is opgelegd.

Hoorzitting

Aangezien u in uw bezwaarschrift heeft aangegeven te willen worden gehoord, willen wij u verzoeken om binnen 7 dagen contact met ons op te nemen via het bovenstaande telefoonnummer of per e-mail via [naam3] @gbtwente.nl om een datum te plannen voor een hoorzitting.”

2.4.

In een e-mail van 23 april 2020 van de gemachtigde aan [naam3] staat het volgende:

“Geachte mevrouw [naam3] ,

Ik wens gaarne voor en namens de heer [belanghebbende] in bovengenoemde procedure een afspraak met U te maken voor een hoorzitting..

Voor het maken van een afspraak kunt U telefonisch contact met mij opnemen op mobiel nummer (…) of per e-mail op e-mail adres (…).

2.5.

In een e-mail van 28 april 2020 schrijft [naam3] aan de gemachtigde:

“Graag wil ik u data doen toekomen voor het inplannen van de hoorzitting:

-

29 april 2020 (gehele dag mogelijk);

-

30 april 2020 (gehele dag mogelijk);

-

1 mei 2020 (in de ochtend);

-

4 mei 2020 (gehele dag mogelijk);

-

6 mei 2020 (gehele dag mogelijk).

Mocht één van deze data niet uitkomen, dan nodig ik u uit om met een voorstel te komen

voor een andere datum en tijd.

Als één van bovenstaande data u wel schikt, dan hoor ik graag van u welke tijd u het beste schikt.

Tot slot wil zou ik, gezien de Corona-maatregelen, willen voorstellen om de hoorzitting telefonisch te houden?”

2.6.

In een e-mail van dezelfde dag, 28 april 2020, wordt namens belanghebbende aan [naam3] geschreven:

“Ik verzoek U een fysieke hoorzitting te houden.

Ik vind het namelijk zeer lastig om mij tijdens een telefonische hoorzitting te concentreren. Ik heb geen coronaverschijnselen en kom alleen naar de hoorzitting dus het moet voldoende mogelijk zijn een fysieke hoorzitting te houden waarbij de nodige afstand wordt bewaard.

Ik stel daarom voor om op maandag 4 mei 2020 om 15.00 uur een hoorzitting te houden op het kantoor van GBTwente aan de Demmersweg 140 te Hengelo.”

2.7.

In een e-mail van 29 april 2020, om 7.09 uur schrijft [naam3] aan de gemachtigde:

“Hartelijk dank voor uw snelle reactie.

Een fysieke hoorzitting vergt iets meer overleg van onze kant.

Ons kantoor is namelijk alleen op dinsdag en donderdag van 10.00 tot 12.00 open/beschikbaar voor afspraken als deze en alleen als het niet anders kan.

Daarom ga in overleg of het ten eerste mogelijk is en zo ja of er een ruimte beschikbaar is waarbij wij alle Coronamaatregelen in acht kunnen nemen.

Het wordt dan sowieso niet eerder dan 7 mei 2020 tussen 10.00 en 12.00.

Op 5 mei 2020 is ons kantoor vanwege Bevrijdingsdag namelijk gesloten.

U hoort zo spoedig mogelijk van mij.”

2.8.

In een e-mail van dezelfde dag, 29 april 2020, om 11.51 uur wordt namens belanghebbende geschreven aan [naam3] :

“Dank voor Uw bericht.

Ik ben donderdag 7 mei 2020 tussen 10.00 en 12.00 uur verhinderd. Ik verzoek U hiermee rekening te houden bij het inplannen van een hoorzitting.

Als het houden van een hoorzitting in Uw kantoor aan de Demmersweg 140 te Hengelo problematisch is kan de hoorzitting misschien gehouden worden op Uw bezoekadres het Gemeentehuis van Berkelland, Markstraat 1 te Borculo.”

2.9.

In een e-mail van dezelfde dag, 29 april 2020, om 14.09 uur, schrijft [naam3] aan de gemachtigde het volgende:

“Gezien onderstaande mailwisseling ben ik helaas, in samenspraak met onze plaatsvervangend directeur en senior jurist, tot de conclusie gekomen dat het inplannen van een hoorzitting niet gaat lukken.

In de bijlage treft u daarom de uitspraak op het bezwaarschrift aan.

Deze is eveneens in samenspraak met onze plaatsvervangend directeur en senior jurist tot stand gekomen.”

3 Geschil

In geschil is (i) of belanghebbende belastingplichtig is voor de reclamebelasting, (ii) of sprake is van belastbare feiten, (iii) of de uitspraak op bezwaar op correcte wijze tot stand is gekomen en (iv) of belanghebbende voldoende in de gelegenheid is gesteld het bezwaar in een hoorgesprek toe te lichten. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing