Home

Gerechtshof Arnhem, 30-12-1999, AA5062, 97/21466

Gerechtshof Arnhem, 30-12-1999, AA5062, 97/21466

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
30 december 1999
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:1999:AA5062
Zaaknummer
97/21466

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

HR

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nr. 97/21466

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : *X

te : *Z

ambtenaar : de ambtenaar belast met de gemeentelijke heffingen van de gemeente Nijmegen

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 15 augustus 1997

soort belasting : parkeerbelasting

aanslagnummer : *P1

tijdstip van controle : 5 juni 1997 te 17.28

mondelinge behandeling : op 16 december 1999 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer als griffier

waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde en de Ambtenaar

gronden:

1. Belanghebbende's auto met kenteken *aa-11-bb stond op 5 juni 1997 om 17.28 uur geparkeerd te Nijmegen.

2. Ter zake is door een parkeercontroleur een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Op het op de auto achtergelaten aanslagbiljet staat onder meer vermeld:

- 17.28 uur;

- B.krt.nr. *2 tijd tot 09.00 uur ƒ 3,50.

"B.kaart" betekent bezoekerskaart. Bij gebruik van een zodanige kaart is het parkeertarief ƒ 3,50 per dag.

3. Belanghebbende heeft aangevoerd dat zijn auto er de hele dag geparkeerd heeft gestaan en dat dit de vorige dag ook het geval was. Hij had op het dashboard van de auto meerdere parkeerkaarten liggen, waaronder de parkeerkaart met nummer *2 van de vorige dag en de juiste parkeerkaart met nummer *3 met parkeertijd tot 6 juni 1997 09.00 uur. De parkeercontroleur heeft deze kaart, die hij bij het bezwaarschrift aan de ambtenaar heeft toegezonden, over het hoofd gezien.

4. De ambtenaar stelt hiertegenover dat de parkeercontroleur, zoals indien zulks zich voordoet gebruikelijk is, op de naheffingsaanslag melding maakt van de aanwezigheid van meerdere parkeerkaartjes. In dit geval is dat niet gebeurd.

5. In het geval een belanghebbende de juistheid van een gehouden parkeercontrole gemotiveerd betwist en daarbij tevens een juist betalingsbewijs overlegt, kan de ambtenaar die de naheffingsaanslag verdedigt niet volstaan met het enkel overleggen van de door de parkeercontroleur opgemaakte parkeerbon/naheffingsaanslag. In dat geval is voor een goede beoordeling door de rechter vereist dat de ambtenaar een op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakte verklaring van de parkeercontroleur overlegt, waarin, indien mogelijk, in het bijzonder op de constatering en het verweer van belanghebbende wordt ingegaan.

6. Nu het Hof de stellingname van belanghebbende als geloofwaardig voorkomt en de ambtenaar bedoelde verklaring niet heeft ingebracht, moet worden geconcludeerd dat de ambtenaar het van hem te verlangen bewijs in onvoldoende mate heeft geleverd.

Het Hof zal daarom de naheffingsaanslag vernietigen.

7. Het beroep van belanghebbende is gegrond.

proceskosten:

Het Hof berekent belanghebbendes proceskosten in overeenstemming met artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken en het Besluit proceskosten fiscale procedures op ƒ 15,00, zijnde belanghebbendes reis- en verblijfskosten.

beslissing:

Het Gerechtshof:

vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de naheffingsaanslag;

veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van ƒ 15,00, te vergoeden door de gemeente Nijmegen;

gelast de ambtenaar aan belanghebbende het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht ad ƒ 45,00 te vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 30 december 1999 te Arnhem door mr. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

M. M. Nuboer) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 januari 2000

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.