Home

Gerechtshof Arnhem, 02-02-2000, AA5465, 97-21901

Gerechtshof Arnhem, 02-02-2000, AA5465, 97-21901

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
2 februari 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2000:AA5465
Zaaknummer
97-21901

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Zevende enkelvoudige belastingkamer

nummer 97/21901

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : de fiscale eenheid V.O.F.*X BV

te : *Z

ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar tegen een naheffingsaanslag

nummer : *F.01

soort belasting : omzetbelasting

tijdvak : van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994

mondelinge behandeling : op 19 januari 2000 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier

waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur

gronden:

1. Belanghebbende heeft in 1992 met het Samenwerkingsverband *A een overeenkomst gesloten waarbij zij aan *A een koopoptie verleende op haar toebehorende percelen grond.

2. Op grond van de overeenkomst heeft belanghebbende in het naheffingstijdvak een optievergoeding ontvangen van in totaal f. 207.187,50. Ter zake van deze vergoeding heeft de Inspecteur 17,5% van f. 207.187,50 = f. 36.257 aan belasting nageheven.

3. Belanghebbende heeft haar aanvankelijk primair ingenomen standpunt inhoudende dat door het sluiten van de overeenkomst een levering heeft plaatsgevonden in de zin van artikel 11, lid 1, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968, laten vallen. Ook in de visie van belanghebbende moet de ontvangen vergoeding worden beschouwd als de tegenprestatie voor een geleverde dienst. Dit standpunt is juist.

4. Het aangaan van een overeenkomst als de onderhavige overeenkomst van optieverlening waarbij de ene partij tegen betaling van een vergoeding het recht verwerft binnen een bepaald tijdvak een bepaalde onroerende zaak te kopen voor een nu reeds vastgestelde koopsom, is geen prestatie in de zin van artikel 13B, onderdeel d, van de Zesde richtlijn inzake omzetbelasting of van artikel 11, lid 1, onderdeel i of j, van gemelde wet. In de door belanghebbende aangevoerde besluiten van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juli 1979, nr. 279-12007 (BTW-13, herdrukt 15 april 1981, nr. 281-5374) en van 14 maart 1983, nr. 283-3331 (BTW-94), wordt ingegaan op gemeld onderdeel i, onder 2, maar wordt de werking van die bepaling niet uitgebreid tot andere objecten dan de in die bepaling genoemde effecten en andere waardepapieren. Ook in het besluit van genoemde staatssecretaris van 24 april 1996, nr. VB 96/1157, wordt geen uitbreiding gegeven aan de werkingssfeer van de in de onderdelen i en j opgenomen vrijstellingen voor financiële prestaties. Niet valt in te zien waarom (gelijk belanghebbende stelt) op grond van het gelijkheidsbeginsel ook het verlenen van een koopoptie op een onroerende zaak - een wezenlijk andere dienst dan een van de prestaties bedoeld in de gemelde onderdelen i en j - zou moeten worden vrijgesteld.

5. De naheffing heeft terecht plaatsgevonden, het beroep is ongegrond.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2000 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van voormelde kamer,

(W.J.N.M. Snoijink) (F.J.P.M. Haas)

Afschriften aangetekend per post verzonden op: 2 februari 2000

Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Van de verzoeker wordt een griffierecht van ƒ 150 geheven.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.