Home

Gerechtshof Arnhem, 23-03-2000, AA5853, 99/00702

Gerechtshof Arnhem, 23-03-2000, AA5853, 99/00702

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
23 maart 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2000:AA5853
Zaaknummer
99/00702

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

WS

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 99/00702

U i t s p r a a k

op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Enschede (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de na te melden gevorderde bedragen.

1. Gevorderde bedragen en bezwaar

1.1. Bij aanslagbiljetten gedagtekend 28 april 1997, aanslagnummers 1, 2 en 3, is aan belanghebbende schriftelijk kennis gegeven van de van hem gevorderde bedragen van ƒ 1 100,22, ƒ 1 182,47 onderscheidenlijk ƒ 1 182,47 aan ‘Leges weigeren bouwvergunning’, dossiernummers achtereenvolgens 4, 6 en 5.

1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de ambtenaar bij uitspraak van 3 februari 1999 de gevorderde bedragen gehandhaafd.

2. Geding voor het hof

2.1. Het beroepschrift is per telefax ontvangen op 16 maart 1999 en aangevuld op 1 juni 1999.

2.2 Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen.

2.3. Bij de mondelinge behandeling, na verwijzing van de zaak door de zevende enkelvoudige belastingkamer naar de meervoudige kamer, op 23 februari 2000 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende alsmede de ambtenaar.

2.4. De notities van het pleidooi dat de ambtenaar bij de mondelinge behandeling heeft gehouden worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.

3. De vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende heeft op 6 september 1996 aanvragen ingediend om vergunningen voor het bouwen van drie woningen aan de a-straat te Enschede.

3.2. De bouwvergunningen zijn belanghebbende geweigerd.

3.3. Op 25 augustus 1995 waren belanghebbende bouwvergunningen geweigerd voor dezelfde drie woningen. Ook daarvoor was belanghebbende leges verschuldigd, welke hij onder protest heeft voldaan.

3.4. Bij raadsbesluit van 12 november 1990 is de Legesverordening 1991 vastgesteld.

3.5. Als opgegeven kosten zijn vermeld:

3.5.1. op aanslag nummer 1 (dossiernummer 4) ƒ 121 025;

3.5.2. op aanslag nummer 2 (dossiernummer 6) ƒ 130 425;

3.5.3. op aanslag nummer 3 (dossiernummer 5) ¦ 130 425.

4. Het geschil en de standpunten van partijen

4.1. Partijen houdt verdeeld, of:

4.1.1. de aangevallen uitspraak is gedaan door het daartoe bevoegde orgaan, en

4.1.2. belanghebbende het genot heeft van de onder 0 bedoelde dienst.

4.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.

4.3. Daaraan is mondeling, behalve de inhoud van de voormelde pleitnotities, toegevoegd - zakelijk weergegeven -

4.3.1. door belanghebbende:

4.3.1.1. Hem is duidelijk dat deze beroepszaak is aangebracht onder het tot 1 september 1999 geldende fiscale procesrecht, zodat een schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 en/of 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet door de belastingrechter kan worden toegekend.

4.3.1.2. Het betrof ditmaal gewijzigde aanvragen wegens een gewijzigde situering. Het had op de weg van de gemeente gelegen, over die situering te beginnen.

4.3.1.3. Hij heeft er niet aan gedacht vóór de bouwvergunningaanvraag een schetsplan in te dienen. Dat is van de zijde van de gemeente ook niet met hem besproken.

4.3.1.4. De eerste weigering van de eerste aanvraag is nog onder de bestuursrechter en vormde de oorzaak voor de onderhavige aanvraag.

4.3.2. namens de ambtenaar:

4.3.2.1. Hij heeft de bouwkosten verkeerd afgerond.

4.3.2.2. Door uitspraken in hoogste ressort staat vast dat de bouwvergunningen terecht zijn geweigerd. Belanghebbende heeft bij de arrondissementsrechtbank een verzoek tot herziening ingediend. De aanvragen uit 1996 waren al getoetst aan het herziene bestemmingsplan.

4.3.3. en door belanghebbende en de ambtenaar gezamenlijk:

Zij hebben er geen bezwaar tegen, voor dit geding aan te nemen dat de drie aanslagbiljetten in één enveloppe aan belanghebbende zijn toegestuurd en één kennisgeving van drie bladzijden vormen.

4.4. Belanghebbende verzoekt om vernietiging van de gevorderde bedragen.

4.5. De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

5. Beoordeling vooreerst ambtshalve

5.1. Volgens het hierna aangehaalde artikel 4 worden leges in Enschede niet geheven bij wege van aanslag, maar ‘op andere wijze’ als voorzien in artikel 233 van de Gemeentewet in de voor 1997 geldende tekst. De op andere wijze geheven belastingen worden voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder:

a. aanslag: het gevorderde bedrag;

b. uitreiking van een aanslagbiljet: de kennisgeving van het onder a bedoelde bedrag.

5.2. De onderwerpelijke leges moeten derhalve geacht worden te zijn geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur. Aan de hieraan te stellen vereisten voldoen de onder 1.1 vermelde ‘aanslagbiljetten’, zodat het hof, mede gelet op hetgeen partijen blijkens het onder 4.3.3 weergegevene nog hebben aangevoerd, het ervoor houdt dat die biljetten gezamenlijk zodanige kennisgeving vormen. Mede daar de ambtenaar volgens artikel 239, tweede lid, van de Gemeentewet bevoegd was de drie gevorderde bedragen op één kennisgeving te verenigen, heeft hij terecht niet van belanghebbende verlangd dat diens bezwaarschrift zou worden gesplitst in evenzovele geschriften als er gevorderde bedragen zijn.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. Van de Legesverordening 1991 luidden de artikelen 1, 2, 3, 4 en 6 als volgt:

Artikel 1

Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het genot van het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten, bedoeld in deze verordening en in de daarbij behorende tabel.

Artikel 2

Belastingplicht

De leges worden geheven van de aanvrager dan wel van degene te wiens behoeve de dienst wordt aangevraagd.

Artikel 3

Tarieven

De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.

Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tabel genoemde eenheid als volle eenheid gerekend.

Artikel 4

Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

Artikel 6

Teruggaaf

1 Wanneer een aangevraagde dienst niet wordt verleend of wordt geweigerd, worden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, geen leges geheven. Reeds betaalde leges worden terugbetaald.

2 Overigens bestaat geen recht hoegenaamd op terugbetaling van betaalde leges, voor zover dat niet uit de bepalingen van het tarief voortvloeit.

Van de bijbehorende tarieventabel, zoals - voor zover hier van belang - laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 7 september 1992, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 5 november 1992, nº 92.010305, luidt Hoofdstuk I, rubriek I, paragraaf 1:

(...)

De leges bedragen voor:

(...)

bouwvergunningaanvragen

(...)

5 Het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet als de bouwkosten, de gehele afwerking inbegrepen, bedragen:

a (enz.)

b meer dan ¦ 1 000,- doch niet meer dan ¦ 500 000,-, ¦ 100,-

vermeerderd, voor elk geheel bedrag van ¦ 1 000,- van

deze bouwkosten met ¦ 17,50

c (enz.)

intrekken, weigeren en vernietigen

7 Indien een aanvraag om bouwvergunning [...] wordt geweigerd [...] worden de volgens lid 5 van deze paragraaf berekende leges met 50% verminderd met dien verstande dat tenminste wordt geheven een bedrag van ¦ 100,-

en ten hoogste een bedrag van ¦ 8 850,-

6.2. De aangevallen uitspraak vermeldt blijkens het door belanghebbende overgelegde afschrift daarvan te zijn gedaan door ‘Het hoofd van de afdeling belastingen, voor deze (w.g. onleesbaar)’. In het vertoogschrift voert de ambtenaar aan dat die uitspraak voor het hoofd van de afdeling belastingen is ondertekend door G. Schipper, chef bureau heffing. Als tweede bijlage f is een besluit overgelegd waarin het voormelde hoofd, J.H.M. Beimer, op 8 juni 1998 vaststelt, dat bij besluit van 31 maart 1998 het college van burgemeester en wethouders de gemeentesecretaris heeft aangewezen tot de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar en dat de gemeentesecretaris aan het voormelde hoofd heeft gemandateerd:

- het beschikken op bezwaarschriften inzake gemeentelijke belastingen;

- het voor de toepassing van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken optreden bij beroepsprocedures ter zake van de heffing van gemeentelijke belastingen.

Daarbij is besloten dat ondermandaat mogelijk is. Op basis daarvan heeft het hoofd onder meer G. Schipper voornoemd gemachtigd de genoemde werkzaamheden uit te voeren.

6.3. De in het besluit van het hoofd gedane vaststellingen worden door belanghebbende niet weersproken en zijn op zichzelf niet ongeloofwaardig of strijdig met de wet, zodat van hun juistheid kan worden uitgegaan.

6.4. Het afschrift van de aangevallen uitspraak vermeldt dat zij is gedaan door ‘Het hoofd van de afdelingen belastingen’ en voldoet daarmee niet aan artikel 1:3 Awb, in zoverre dit onder ‘besluit’ verstaat een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan. Mede gelet op de omstandigheid dat de uitspraak in het vertoogschrift is verdedigd door A en ter zitting door B, die als ondermandatarissen bevoegd waren de uitspraak te doen, heeft het hof geen reden om aan te nemen dat de uitspraak inhoudelijk anders had geluid indien zij was gedaan door - of in (sub)mandaat namens - de gemeentesecretaris. Nu niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende door de schending van het in artikel 1:3, lid 1, Awb besloten liggende vormvoorschrift is benadeeld, vindt het hof aanleiding om daaraan met (voor zoveel nodig overeenkomstige) toepassing van artikel 6:22 Awb voorbij te gaan. Voorts eist noch artikel 3:41 Awb noch artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verbinding met artikel 231 van de Gemeentewet dat de uitspraak op een bezwaarschrift aan een belanghebbende wordt bekendgemaakt in de vorm van een ondertekend afschrift daarvan (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 22 mei 1991, nr. 27 278, BNB 1991/199).

6.5. Vraag 4.1.1 wordt bevestigend beantwoord.

6.6. Als belastbaar feit is in het hiervoor aangehaalde hoofdstuk I, rubriek I, paragraaf 1, lid 5, van de tarieventabel omschreven het in behandeling nemen van een aanvraag. Belanghebbende betwist niet dat zijn aanvraag van drie bouwvergunningen in behandeling is genomen voordat de vergunningen werden geweigerd. Daarmee heeft het belastbare feit zich voltrokken.

6.7. Aan belanghebbende is met dat in behandeling nemen een dienst verleend als bedoeld in artikel 1 van de Legesverordening 1991, indien met die behandeling rechtstreeks en in overheersende mate een voldoende individualiseerbaar belang van hem is gediend.

6.7. Artikel 40 van de Woningwet verbiedt bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van (het college van) burgemeester en wethouders. Mitsdien zijn de aanvragen door belanghebbende ingediend in diens individuele belang, zodat het in behandeling nemen daarvan een dienst is in de zin van de artikelen 2 en 3 van de Legesverordening 1996. Die behandeling strekt ertoe de aanvraag aan de geldende of eventueel toekomstige planologische en bouwkundige voorschriften te toetsen en gaat dus steeds vooraf aan het verlenen van een vergunning. Dit wordt niet anders doordat die toetsing ertoe kan leiden dat de aangevraagde vergunningen onder voorwaarden worden verleend of - zoals in dezen is gebeurd - worden geweigerd.

6.9. Vraag 4.1.2 wordt eveneens bevestigend beantwoord.

6.10. Voor zover belanghebbendes grieven niet op het bovenstaande afstuiten, raken zij niet de rechtmatigheid van de onderwerpelijke legesheffing en behoeven zij geen daarom geen bespreking.

7. Slotsom

Het beroep is ongegrond.

8. Proceskosten

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.

9. Beslissing

Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar.

Aldus gedaan te Arnhem op 23 maart 2000 door mr N.E. Haas, vice-president, mr Matthijssen en mr Kooijmans, in tegenwoordigheid van mr Snoijink, gerechtsauditeur, en Wagener als griffier.

(N.Th. Wagener) (N.E. Haas)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 maart 2000

Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.